Combinaties van bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandige naamwoorden Opdrachten in de Portugese taal

Bij het leren van de Portugese taal is een van de meest uitdagende aspecten de juiste combinatie van bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandige naamwoorden. Deze combinaties zijn cruciaal om je zinnen vloeiend en natuurlijk te laten klinken. In het Nederlands zijn we gewend om een vaste volgorde te gebruiken voor bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandige naamwoorden, maar in het Portugees kunnen de regels verschillen. Het begrijpen van deze verschillen en het oefenen met verschillende combinaties helpt je om beter te communiceren en je taalkennis te verdiepen. Op deze pagina vind je een reeks oefeningen die specifiek gericht zijn op het combineren van bijvoeglijke naamwoorden met zelfstandige naamwoorden in het Portugees. De oefeningen zijn ontworpen om je te helpen de juiste volgorde en grammaticale overeenkomsten onder de knie te krijgen. Of je nu een beginner bent of al gevorderde kennis hebt van het Portugees, deze oefeningen bieden een waardevolle manier om je vaardigheden te verbeteren en je zelfvertrouwen in het gebruik van de taal te vergroten. Veel succes en plezier met het oefenen!

Exercise 1 

<p>1. A menina trouxe um *livro* para a escola (iets wat je leest).</p> <p>2. O gato dorme no *sofá* da sala (meubelstuk om op te zitten).</p> <p>3. Eles construíram uma nova *ponte* sobre o rio (structuur om over te steken).</p> <p>4. Ele comprou um *carro* novo no mês passado (voertuig met vier wielen).</p> <p>5. A professora entregou o *trabalho* corrigido aos alunos (opdracht die je moet maken).</p> <p>6. O restaurante serve uma deliciosa *sobremesa* após o jantar (zoet gerecht).</p> <p>7. Ela recebeu um *presente* de aniversário dos amigos (cadeau).</p> <p>8. O cachorro correu atrás da *bola* no parque (rond object om mee te spelen).</p> <p>9. Eles assistiram a um *filme* interessante no cinema (iets wat je kijkt).</p> <p>10. O aluno escreveu uma *redação* sobre suas férias (tekst voor school).</p>
 

Exercise 2

<p>1. Ele comprou um *carro* novo (voertuig).</p> <p>2. A criança desenhou uma *flor* bonita (plant).</p> <p>3. Eles moram em uma *casa* grande (gebouw).</p> <p>4. Ela tem um *cão* pequeno (huisdier).</p> <p>5. Nós visitamos uma *cidade* antiga (plaats).</p> <p>6. Ele gosta de ler um *livro* interessante (object).</p> <p>7. A professora usou uma *caneta* azul (kantoorartikel).</p> <p>8. Eles viram um *filme* emocionante (entertainment).</p> <p>9. Ela comprou um *vestido* elegante (kledingstuk).</p> <p>10. Nós comemos um *bolo* delicioso (eten).</p>
 

Exercise 3

<p>1. De *blauwe* lucht is mooi vandaag (kleur).</p> <p>2. Hij kocht een *nieuwe* auto afgelopen weekend (staat van iets).</p> <p>3. Ze heeft een *grote* hond die veel blaft (maat).</p> <p>4. Ik lees graag *interessante* boeken in mijn vrije tijd (karakteristiek van iets).</p> <p>5. We hebben een *oude* tafel in de woonkamer (leeftijd).</p> <p>6. Mijn broer draagt altijd *comfortabele* kleren (hoe iets voelt).</p> <p>7. De *gele* bloemen bloeien in de lente (kleur).</p> <p>8. Hij woont in een *klein* huis in de stad (maat).</p> <p>9. Ze maakte een *lekkere* maaltijd voor ons (smaak).</p> <p>10. We hebben een *rustige* vakantie gehad aan zee (stemming).</p>
 

Language Learning Made Fast and Easy with AI

Talkpal is AI-powered language teacher. master 57+ languages efficiently 5x faster with revolutionary technology.