Pick a language and start learning!
Vergelijkingen met “als” Opdrachten in de Duitse taal
Vergelijkingen met "als" zijn een essentieel onderdeel van het Duits en komen vaak voor in alledaagse gesprekken en teksten. Door het correct gebruik van deze vergelijkingen kun je niet alleen je taalvaardigheid verbeteren, maar ook je communicatie duidelijker en preciezer maken. Of je nu een beginner bent of al enige kennis hebt van het Duits, het is belangrijk om de regels en nuances van vergelijkingen met "als" goed te begrijpen en te oefenen.
In deze oefeningen zullen we je begeleiden door verschillende aspecten van vergelijkingen met "als". Je zult leren hoe je objecten, personen en situaties op de juiste manier met elkaar kunt vergelijken, en we bieden tal van voorbeelden en praktijkoefeningen om je vaardigheden te versterken. Of je nu vergelijkingen maakt op basis van gelijkenis, verschil of uitzonderingen, deze oefeningen helpen je om zelfverzekerd en correct Duits te spreken en schrijven.
Exercise 1
<p>1. Hij is net zo groot *als* zijn vader. (vergelijking met familie)</p>
<p>2. Zij kan sneller rennen *als* een gazelle. (vergelijking met een dier)</p>
<p>3. Deze taart smaakt even lekker *als* die van oma. (vergelijking met eten)</p>
<p>4. Hij werkt zo hard *als* een paard. (vergelijking met een dier)</p>
<p>5. De nieuwe auto is net zo snel *als* de oude. (vergelijking met voertuigen)</p>
<p>6. Zij zingt zo mooi *als* een nachtegaal. (vergelijking met een vogel)</p>
<p>7. Dit huis is zo duur *als* een paleis. (vergelijking met gebouwen)</p>
<p>8. Hij is zo slim *als* Einstein. (vergelijking met een bekende persoon)</p>
<p>9. De zon schijnt zo fel *als* in de zomer. (vergelijking met seizoenen)</p>
<p>10. De soep is zo heet *als* vuur. (vergelijking met temperatuur)</p>
Exercise 2
<p>1. Hij is even groot *als* zijn vader. (Vergelijking van lengte)</p>
<p>2. Dit boek is net zo interessant *als* dat andere. (Vergelijking van interesse)</p>
<p>3. Ze eet net zo veel *als* haar broer. (Vergelijking van hoeveelheid voedsel)</p>
<p>4. De auto is even snel *als* de trein. (Vergelijking van snelheid)</p>
<p>5. Hij werkt even hard *als* zij. (Vergelijking van werkethiek)</p>
<p>6. Deze wijn is net zo duur *als* die champagne. (Vergelijking van prijs)</p>
<p>7. Haar stem is even mooi *als* die van een nachtegaal. (Vergelijking van schoonheid van stem)</p>
<p>8. Ze voelt zich net zo gelukkig *als* vroeger. (Vergelijking van geluksgevoel)</p>
<p>9. Mijn huis is even oud *als* dat van jou. (Vergelijking van leeftijd van huizen)</p>
<p>10. Hij is net zo slim *als* zijn leraar. (Vergelijking van intelligentie)</p>
Exercise 3
<p>1. Mein Bruder ist genauso groß *wie* ich (vergelijkend woord).</p>
<p>2. Sie spricht Deutsch besser *als* ihr Freund (vergelijkend woord).</p>
<p>3. Der neue Film war spannender *als* der alte (vergelijkend woord).</p>
<p>4. Er ist viel schneller *als* seine Schwester (vergelijkend woord).</p>
<p>5. Das Wetter heute ist genauso schlecht *wie* gestern (vergelijkend woord).</p>
<p>6. Ihre Noten sind besser *als* meine (vergelijkend woord).</p>
<p>7. Diese Aufgabe ist genauso schwierig *wie* die letzte (vergelijkend woord).</p>
<p>8. Der Kaffee schmeckt besser *als* der Tee (vergelijkend woord).</p>
<p>9. Sie ist genauso klug *wie* ihr Bruder (vergelijkend woord).</p>
<p>10. Das Buch war interessanter *als* der Film (vergelijkend woord).</p>