Pick a language and start learning!
Ondergeschikte voegwoorden Opdrachten in de Portugese taal
Ondergeschikte voegwoorden, ook wel bekend als onderschikkende voegwoorden, zijn essentiële elementen in de Nederlandse taal. Ze verbinden hoofdzinnen met bijzinnen en geven aan wat de relatie is tussen deze zinnen. Deze voegwoorden helpen ons om complexe zinnen te vormen die meer informatie, redenen, tijdsbepalingen of voorwaarden weergeven. Bekende voorbeelden van ondergeschikte voegwoorden zijn: "omdat", "hoewel", "terwijl", "als" en "dat". Door het juiste gebruik van deze voegwoorden kunnen zinnen niet alleen informatief, maar ook vloeiend en logisch gestructureerd worden.
In deze sectie bieden we verschillende grammatica-oefeningen aan die je zullen helpen om je begrip en gebruik van ondergeschikte voegwoorden te verbeteren. Of je nu een beginner bent die de basisprincipes onder de knie wil krijgen of een gevorderde leerling die zijn vaardigheden wil verfijnen, deze oefeningen zijn ontworpen om je taalvaardigheid te versterken. Door regelmatig te oefenen met deze voegwoorden zul je merken dat je zinnen niet alleen correcter, maar ook expressiever en rijker worden. Veel succes en plezier met de oefeningen!
Exercise 1
<p>1. Ele não foi ao trabalho, *porque* estava doente. (reden)</p>
<p>2. Ela estudou bastante, *mas* não passou no exame. (tegenstelling)</p>
<p>3. Eu vou ao supermercado, *se* você precisar de alguma coisa. (voorwaarde)</p>
<p>4. Ele estava cansado, *então* foi dormir cedo. (gevolg)</p>
<p>5. Nós ficamos em casa, *embora* estivesse um dia bonito. (tegenstelling)</p>
<p>6. Ele não sabia, *como* resolver o problema. (vergelijking)</p>
<p>7. Eu estou feliz, *que* você veio me visitar. (reden)</p>
<p>8. Nós saímos, *enquanto* eles ficaram em casa. (tijd)</p>
<p>9. Ela só acordou, *depois que* o alarme tocou. (tijd)</p>
<p>10. Ele não conseguiu terminar, *apesar de* ter tentado muito. (tegenstelling)</p>
Exercise 2
<p>1. Eu não saio de casa *porque* está chovendo (reden). </p>
<p>2. Ele trouxe um guarda-chuva *caso* chova mais tarde (voorwaarde). </p>
<p>3. Ela estuda muito *para que* possa passar no exame (doel). </p>
<p>4. Nós não vamos à festa *embora* tenhamos sido convidados (tegenstelling). </p>
<p>5. Ele trabalha de casa *desde que* a pandemia começou (tijd). </p>
<p>6. Eu vou te ajudar *se* você precisar de mim (voorwaarde). </p>
<p>7. Ela chegou atrasada *porque* perdeu o ônibus (reden). </p>
<p>8. Ele não sabe *se* vai conseguir terminar o projeto a tempo (voorwaarde). </p>
<p>9. Ela foi ao médico *para que* pudesse fazer um check-up (doel). </p>
<p>10. Nós saímos cedo de casa *embora* estivesse muito frio (tegenstelling). </p>
Exercise 3
<p>1. Eu não saio de casa *se* estiver chovendo. (voorwaarde)</p>
<p>2. Ela vai estudar *enquanto* eu cozinho. (tijd)</p>
<p>3. Eles não foram à festa *porque* estavam cansados. (reden)</p>
<p>4. Vamos sair *assim que* ele chegar. (tijd)</p>
<p>5. Ele estava feliz *embora* tivesse perdido o jogo. (tegenstelling)</p>
<p>6. Traga um guarda-chuva *caso* chova. (voorwaarde)</p>
<p>7. Fique em casa *até que* eu volte. (tijd)</p>
<p>8. Ele é inteligente *embora* não estude muito. (tegenstelling)</p>
<p>9. Vou fazer a tarefa *antes que* a professora chegue. (tijd)</p>
<p>10. Não saia *sem que* eu dê permissão. (voorwaarde)</p>
Language Learning Made Fast and Easy with AI
Talkpal is AI-powered language teacher. master 57+ languages efficiently 5x faster with revolutionary technology.
