Pick a language and start learning!
Prepositie “in” met tijdsuitdrukkingen Opdrachten in de Duitse taal
De prepositie "in" met tijdsuitdrukkingen is een veelvoorkomend onderdeel van de Duitse taal dat vaak verwarring kan veroorzaken voor Nederlandse sprekers. In het Duits wordt "in" gebruikt om aan te geven wanneer iets in de toekomst zal plaatsvinden, en dit kan verschillen van het Nederlandse gebruik. Het correct toepassen van deze prepositie is cruciaal om je tijdsaanduidingen duidelijk en nauwkeurig over te brengen in gesprekken en geschriften.
In deze sectie bieden we een reeks oefeningen aan die je zullen helpen om de nuances van de prepositie "in" met tijdsuitdrukkingen in het Duits onder de knie te krijgen. Door middel van praktische voorbeelden en gevarieerde opdrachten kun je je begrip van deze grammaticale structuur versterken en je taalvaardigheid verbeteren. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt opfrissen, deze oefeningen zijn ontworpen om je zelfvertrouwen en nauwkeurigheid in het gebruik van de Duitse taal te vergroten.
Exercise 1
<p>1. *In* der Nacht ist es sehr ruhig. (tijdstip tussen zonsondergang en zonsopgang)</p>
<p>2. Wir fahren *im* Sommer nach Italien. (een seizoen)</p>
<p>3. *In* einer Stunde beginnt der Film. (hoe lang het duurt voordat de film begint)</p>
<p>4. Er arbeitet *in* der Frühschicht. (het eerste deel van de werkdag)</p>
<p>5. *Im* Jahr 2020 haben wir viel erlebt. (een specifiek jaar)</p>
<p>6. Die Schule beginnt *im* August. (een maand)</p>
<p>7. *In* der Vergangenheit waren die Dinge anders. (een eerdere tijdsperiode)</p>
<p>8. Wir treffen uns *in* zwei Wochen wieder. (hoe lang het duurt voordat we elkaar weerzien)</p>
<p>9. *Im* Winter schneit es oft. (een seizoen)</p>
<p>10. *In* wenigen Minuten wird er ankommen. (hoe lang het duurt voordat iemand aankomt)</p>
Exercise 2
<p>1. Wir fahren *in* den Urlaub *im* Sommer. (tijdstip van het jaar)</p>
<p>2. Das Konzert findet *in* der ersten Woche *im* April statt. (tijdstip van de maand)</p>
<p>3. Ich arbeite *in* der Nacht besser. (tijdstip van de dag)</p>
<p>4. Wir haben *in* den letzten Tagen viel gearbeitet. (periode van een paar dagen)</p>
<p>5. Die Schule beginnt *in* einer Stunde. (tijdstip in de toekomst)</p>
<p>6. Der Kurs endet *in* zwei Wochen. (tijdstip in de toekomst)</p>
<p>7. Er kommt *in* einer halben Stunde. (tijdstip in de toekomst)</p>
<p>8. Das Projekt wurde *in* diesem Jahr abgeschlossen. (tijdstip van het jaar)</p>
<p>9. Wir treffen uns *in* einer Woche wieder. (tijdstip in de toekomst)</p>
<p>10. Das Museum ist *in* der Winterpause geschlossen. (seizoen)</p>
Exercise 3
<p>1. *Im* Sommer gehen wir oft schwimmen. (seizoen)</p>
<p>2. Das Konzert findet *im* Dezember statt. (maand)</p>
<p>3. *In* der Nacht träume ich oft. (tijdstip van de dag)</p>
<p>4. Wir treffen uns *im* Frühling im Park. (seizoen)</p>
<p>5. *In* der nächsten Woche habe ich Urlaub. (tijdsspanne)</p>
<p>6. Er hat *im* Jahr 2020 sein Studium beendet. (jaar)</p>
<p>7. *In* der Vergangenheit war alles anders. (tijdsspanne)</p>
<p>8. *Im* Herbst färben sich die Blätter bunt. (seizoen)</p>
<p>9. *In* zwei Stunden beginnt der Film. (tijdsspanne)</p>
<p>10. Wir fahren *im* August ans Meer. (maand)</p>