Pick a language and start learning!
Prepositionele zinsdelen met “für” Opdrachten in de Duitse taal
Prepositionele zinsdelen met "für" vormen een essentieel onderdeel van de Duitse grammatica en kunnen vaak een uitdaging zijn voor Nederlandstalige studenten. Het correct gebruik van "für" vereist een goed begrip van de context waarin het wordt gebruikt, evenals de bijbehorende naamvallen. In deze oefeningen richten we ons op het versterken van je vaardigheden bij het toepassen van "für" in verschillende zinsconstructies, zodat je vertrouwen kunt opbouwen in je Duitse spreek- en schrijfvaardigheid.
In de volgende secties vind je een reeks oefeningen die variëren van eenvoudige zinnen tot meer complexe structuren. Deze oefeningen zijn ontworpen om je te helpen de nuances van "für" beter te begrijpen en toe te passen in alledaagse gesprekken en formele teksten. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat het gebruik van "für" steeds natuurlijker en intuïtiever wordt. Veel succes met de oefeningen en wees niet bang om fouten te maken; ze zijn een essentieel onderdeel van het leerproces!
Exercise 1
<p>1. Ich habe ein Geschenk *für* dich gekauft (prepositie die aangeeft voor wie iets is).</p>
<p>2. Dieses Buch ist *für* Anfänger geeignet (prepositie die aangeeft voor wie iets is).</p>
<p>3. Hast du Zeit *für* ein Gespräch? (prepositie die aangeeft waarvoor tijd is).</p>
<p>4. Er hat alles *für* seine Familie getan (prepositie die aangeeft voor wie iets gedaan wordt).</p>
<p>5. Wir sind *für* den Umweltschutz (prepositie die een positie of mening aangeeft).</p>
<p>6. Dieses Medikament ist *für* Erwachsene (prepositie die aangeeft voor wie iets bestemd is).</p>
<p>7. Der Kurs ist *für* Fortgeschrittene (prepositie die aangeeft voor wie iets bedoeld is).</p>
<p>8. Die Tickets sind *für* das Konzert am Samstag (prepositie die aangeeft voor welk evenement iets is).</p>
<p>9. Sie hat sich *für* den Job beworben (prepositie die aangeeft waarvoor iemand zich aanmeldt).</p>
<p>10. Das ist nichts *für* mich (prepositie die aangeeft dat iets niet voor iemand geschikt is).</p>
Exercise 2
<p>1. Ik heb een cadeau gekocht *voor* mijn vriend. (prepositie voor iemand)</p>
<p>2. Deze bloemen zijn *voor* mijn moeder. (prepositie voor iemand)</p>
<p>3. De leraar heeft huiswerk *voor* de klas voorbereid. (prepositie voor een groep)</p>
<p>4. Dit boek is geschreven *voor* kinderen. (prepositie voor een doelgroep)</p>
<p>5. We moeten een taart bakken *voor* het feest. (prepositie voor een evenement)</p>
<p>6. Hij heeft een kaartje gekocht *voor* het concert. (prepositie voor een evenement)</p>
<p>7. Deze boodschap is *voor* jou. (prepositie voor iemand specifiek)</p>
<p>8. Dit medicijn is *voor* hoofdpijn. (prepositie voor een symptoom)</p>
<p>9. Het cadeau is *voor* mijn verjaardag. (prepositie voor een speciale dag)</p>
<p>10. We hebben een verrassing gepland *voor* haar. (prepositie voor iemand)</p>
Exercise 3
<p>1. Ich habe ein Geschenk *für* meine Mutter gekauft. (prepositie voor iemand).</p>
<p>2. Das Buch ist *für* Kinder geschrieben. (prepositie voor doelgroep).</p>
<p>3. Diese Blumen sind *für* dich. (prepositie voor iemand).</p>
<p>4. Er hat einen Termin *für* nächste Woche gemacht. (prepositie voor tijd).</p>
<p>5. Der Kurs ist besonders *für* Anfänger geeignet. (prepositie voor doelgroep).</p>
<p>6. Ich habe ein Ticket *für* das Konzert gekauft. (prepositie voor een evenement).</p>
<p>7. Der Kuchen ist *für* die Party morgen. (prepositie voor een evenement).</p>
<p>8. Das Medikament ist *für* Erwachsene. (prepositie voor doelgroep).</p>
<p>9. Dieses Geschenk ist *für* meinen Vater. (prepositie voor iemand).</p>
<p>10. Der Vertrag ist *für* ein Jahr gültig. (prepositie voor tijd).</p>