Pick a language and start learning!
Voltooide deelwoorden Opdrachten in de Franse taal
Voltooide deelwoorden, of participes passés in het Frans, zijn een essentieel onderdeel van de Franse grammatica. Ze worden vaak gebruikt in combinatie met hulpwerkwoorden zoals "avoir" en "être" om samengestelde tijden te vormen, zoals de passé composé. Het correct gebruik van participes passés kan soms een uitdaging zijn, vooral omdat sommige werkwoorden onregelmatige vormen hebben. Een goed begrip van deze grammaticale constructie is cruciaal voor het vloeiend spreken en schrijven van het Frans.
In deze sectie vind je diverse oefeningen die je helpen om je kennis van Franse voltooide deelwoorden te verbeteren. Van het herkennen van de juiste vorm van participes passés tot het correct toepassen ervan in zinnen, deze oefeningen zijn ontworpen om je zelfvertrouwen en vaardigheid in het gebruik van deze grammaticale vorm te vergroten. Of je nu een beginner bent die de basis wil leren of een gevorderde spreker die zijn vaardigheden wil perfectioneren, deze oefeningen bieden de nodige ondersteuning en uitdaging.
Exercise 1
<p>1. Hij heeft zijn huiswerk *gemaakt* (voltooide deelwoord van "maken").</p>
<p>2. Zij heeft de hele nacht *geslapen* (voltooide deelwoord van "slapen").</p>
<p>3. Wij hebben de film al *gezien* (voltooide deelwoord van "zien").</p>
<p>4. Jullie hebben hard *gewerkt* aan dat project (voltooide deelwoord van "werken").</p>
<p>5. De hond heeft de bal *gevangen* (voltooide deelwoord van "vangen").</p>
<p>6. Ik heb nog nooit een marathon *gelopen* (voltooide deelwoord van "lopen").</p>
<p>7. Zij heeft de taart zelf *gebakken* (voltooide deelwoord van "bakken").</p>
<p>8. De kinderen hebben in het park *gespeeld* (voltooide deelwoord van "spelen").</p>
<p>9. Wij hebben de auto naar de garage *gebracht* (voltooide deelwoord van "brengen").</p>
<p>10. Hij heeft zijn sleutels thuis *vergeten* (voltooide deelwoord van "vergeten").</p>
Exercise 2
<p>1. Hij heeft de brief *geschreven* (het perfectum van "schrijven").</p>
<p>2. Zij heeft haar huiswerk *gemaakt* (het perfectum van "maken").</p>
<p>3. Wij hebben de film *gezien* (het perfectum van "zien").</p>
<p>4. Jullie hebben het boek *gelezen* (het perfectum van "lezen").</p>
<p>5. Ik heb de hond *uitgelaten* (het perfectum van "uitlaten").</p>
<p>6. De kinderen hebben hun kamer *opgeruimd* (het perfectum van "opruimen").</p>
<p>7. Hij heeft de auto *gewassen* (het perfectum van "wassen").</p>
<p>8. Zij hebben de taart *gebakken* (het perfectum van "bakken").</p>
<p>9. Wij hebben een nieuwe fiets *gekocht* (het perfectum van "kopen").</p>
<p>10. Ik heb mijn vriend *geholpen* (het perfectum van "helpen").</p>
Exercise 3
<p>1. J'ai *mangé* une pomme ce matin (werkwoord voor eten).</p>
<p>2. Nous avons *visité* Paris l'année dernière (werkwoord voor bezoeken).</p>
<p>3. Elle a *regardé* un film hier soir (werkwoord voor kijken).</p>
<p>4. Ils ont *terminé* leur devoir avant le dîner (werkwoord voor beëindigen).</p>
<p>5. Il a *trouvé* ses clés sous le canapé (werkwoord voor vinden).</p>
<p>6. Vous avez *lu* ce livre la semaine dernière (werkwoord voor lezen).</p>
<p>7. Nous avons *pris* un taxi pour aller à l'aéroport (werkwoord voor nemen).</p>
<p>8. Elle a *choisi* une robe rouge pour la fête (werkwoord voor kiezen).</p>
<p>9. Ils ont *parlé* avec le professeur après le cours (werkwoord voor spreken).</p>
<p>10. J'ai *écrit* une lettre à mon ami hier (werkwoord voor schrijven).</p>