Tegenwoordige Tijd Opdrachten in de Franse taal

Tegenwoordige tijd, ofwel le présent, is een van de fundamentele tijden in de Franse taal. Het wordt gebruikt om te praten over gebeurtenissen die zich op dit moment afspelen, gewoontes, algemene waarheden en toekomstige handelingen die al vastliggen. Om het onder de knie te krijgen, is het essentieel om de vervoegingen van zowel regelmatige als onregelmatige werkwoorden te begrijpen. Deze oefeningen zullen je helpen om je kennis te verdiepen en je vaardigheden te verbeteren, zodat je zelfverzekerd Franse zinnen in de tegenwoordige tijd kunt vormen. Bij het leren van de tegenwoordige tijd is het belangrijk om aandacht te besteden aan de verschillende uitgangen die horen bij de werkwoorden die eindigen op -er, -ir en -re. Daarnaast zijn er ook tal van onregelmatige werkwoorden die unieke vervoegingen hebben. Onze oefeningen zijn ontworpen om je stap voor stap door deze regels te leiden, met voorbeelden en praktijkzinnen die je in staat stellen om de nuances van le présent te begrijpen. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat je steeds vloeiender en nauwkeuriger kunt communiceren in het Frans.

Exercise 1 

<p>1. Ik *ben* een boek aan het lezen (werkwoord voor 'zijn').</p> <p>2. Zij *speelt* graag piano (werkwoord voor 'spelen').</p> <p>3. Wij *eten* elke avond samen (werkwoord voor 'eten').</p> <p>4. Hij *werkt* hard aan zijn project (werkwoord voor 'werken').</p> <p>5. Jullie *kijken* naar een film (werkwoord voor 'kijken').</p> <p>6. De kat *slaapt* op de bank (werkwoord voor 'slapen').</p> <p>7. Zij *wandelen* in het park (werkwoord voor 'wandelen').</p> <p>8. Jij *studeert* voor het examen (werkwoord voor 'studeren').</p> <p>9. Wij *spelen* een spelletje (werkwoord voor 'spelen').</p> <p>10. Hij *rijdt* naar zijn werk (werkwoord voor 'rijden').</p>
 

Exercise 2

<p>1. Hij *loopt* naar school (werkwoord voor bewegen).</p> <p>2. Wij *koken* het avondeten (werkwoord voor eten bereiden).</p> <p>3. Jij *leest* een boek (werkwoord voor iets met tekst doen).</p> <p>4. Zij *zwemmen* in het zwembad (werkwoord voor in water bewegen).</p> <p>5. Ik *schrijf* een brief (werkwoord voor iets met een pen doen).</p> <p>6. Jullie *spelen* voetbal in het park (werkwoord voor een sport doen).</p> <p>7. Hij *werkt* in een kantoor (werkwoord voor werk verrichten).</p> <p>8. Wij *slapen* in onze bedden (werkwoord voor rusten).</p> <p>9. Jij *fietst* naar het werk (werkwoord voor bewegen met een fiets).</p> <p>10. Zij *zingen* een lied (werkwoord voor muziek maken met stem).</p>
 

Exercise 3

<p>1. Je *vais* à l'école (werkwoord voor beweging).</p> <p>2. Nous *mangeons* des pommes (werkwoord voor eten).</p> <p>3. Il *regarde* la télévision (werkwoord voor kijken).</p> <p>4. Elles *parlent* avec leurs amis (werkwoord voor spreken).</p> <p>5. Tu *écoutes* de la musique (werkwoord voor luisteren).</p> <p>6. Vous *travailliez* à la maison (werkwoord voor werken).</p> <p>7. Elle *lit* un livre (werkwoord voor lezen).</p> <p>8. Ils *jouent* au football (werkwoord voor spelen).</p> <p>9. Je *finis* mes devoirs (werkwoord voor afronden).</p> <p>10. Nous *partons* en vacances (werkwoord voor vertrekken).</p>
 

Language Learning Made Fast and Easy with AI

Talkpal is AI-powered language teacher. master 57+ languages efficiently 5x faster with revolutionary technology.