Eenvoudige Verleden Tijd (passé composé) Opdrachten in de Franse taal

De Eenvoudige Verleden Tijd, ofwel passé composé, is een van de meest gebruikte tijden in de Franse taal wanneer je wilt praten over gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden. Deze tijd wordt gevormd door een hulpwerkwoord (avoir of être) en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. De keuze van het juiste hulpwerkwoord en de correcte vorm van het voltooid deelwoord zijn cruciale onderdelen van deze grammaticale constructie. In deze oefeningen leer je de regels en uitzonderingen kennen, zodat je de passé composé correct kunt toepassen in je gesprekken en schriftelijke uitingen. Het begrijpen en correct toepassen van de passé composé is essentieel voor iedereen die Frans wil leren of verbeteren. Of je nu een beginner bent of je vaardigheden wilt verfijnen, deze oefeningen bieden je de mogelijkheid om te oefenen met realistische zinnen en contexten. We behandelen zowel reguliere als onregelmatige werkwoorden, en geven je tips om veelgemaakte fouten te vermijden. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat je steeds zelfverzekerder wordt in het gebruik van de passé composé, wat je helpt om vloeiender en correcter Frans te spreken en te schrijven.

Exercise 1 

<p>1. J'ai *mangé* une pomme (werkwoord voor eten).</p> <p>2. Elle a *lu* un livre intéressant (werkwoord voor lezen).</p> <p>3. Nous avons *visité* le musée hier (werkwoord voor bezoeken).</p> <p>4. Vous avez *fait* du sport ce matin (werkwoord voor doen/maken).</p> <p>5. Ils ont *regardé* un film hier soir (werkwoord voor kijken).</p> <p>6. Tu as *pris* le bus pour aller à l'école (werkwoord voor nemen).</p> <p>7. Il a *écrit* une lettre à son ami (werkwoord voor schrijven).</p> <p>8. Nous avons *vu* un bel arc-en-ciel après la pluie (werkwoord voor zien).</p> <p>9. Elles ont *choisi* une robe rouge pour la fête (werkwoord voor kiezen).</p> <p>10. J'ai *dormi* pendant huit heures la nuit dernière (werkwoord voor slapen).</p>
 

Exercise 2

<p>1. Hier soir, nous *avons mangé* au restaurant. (werkwoord: eten)</p> <p>2. Elle *a fini* ses devoirs avant de regarder la télévision. (werkwoord: beëindigen)</p> <p>3. Ils *ont pris* le bus pour aller à l'école. (werkwoord: nemen)</p> <p>4. Tu *as vu* ce film hier soir ? (werkwoord: zien)</p> <p>5. Nous *avons fait* une promenade dans le parc. (werkwoord: doen/maken)</p> <p>6. Vous *avez lu* ce livre en deux jours. (werkwoord: lezen)</p> <p>7. Il *a écrit* une lettre à son ami. (werkwoord: schrijven)</p> <p>8. J' *ai acheté* une nouvelle voiture la semaine dernière. (werkwoord: kopen)</p> <p>9. Elles *ont bu* du café après le dîner. (werkwoord: drinken)</p> <p>10. Marie *a vu* un chat dans le jardin. (werkwoord: zien)</p>
 

Exercise 3

<p>1. J' *ai mangé* une pomme ce matin (eten).</p> <p>2. Ils *ont visité* Paris l'été dernier (bezoeken).</p> <p>3. Elle *a lu* un livre très intéressant (lezen).</p> <p>4. Nous *avons regardé* un film hier soir (kijken).</p> <p>5. Tu *as écrit* une lettre à ton ami (schrijven).</p> <p>6. Vous *avez pris* le train pour aller au travail (nemen).</p> <p>7. Il *a appris* à jouer du piano l'année dernière (leren).</p> <p>8. Nous *avons fait* une promenade dans le parc (doen/maken).</p> <p>9. Elles *ont travaillé* tard hier soir (werken).</p> <p>10. Je *suis allé* au supermarché ce matin (gaan).</p>
 

Language Learning Made Fast and Easy with AI

Talkpal is AI-powered language teacher. master 57+ languages efficiently 5x faster with revolutionary technology.