Tegenwoordige tijd vervoeging voor regelmatige werkwoorden Opdrachten in de Portugese taal

De tegenwoordige tijd is een van de belangrijkste tijden in de Portugese taal en vormt de basis voor het leren van meer complexe grammaticale structuren. Het begrijpen en correct gebruiken van de tegenwoordige tijd is essentieel voor effectieve communicatie in het Portugees. In deze sectie richten we ons op de vervoeging van regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Regelmatige werkwoorden volgen specifieke patronen, wat het leren en onthouden gemakkelijker maakt. Door deze patronen te herkennen, kunt u uw grammaticale vaardigheden snel verbeteren en zelfverzekerder Portugees spreken. Bij de vervoeging van regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd in het Portugees, zijn er drie groepen die elk hun eigen eindletters hebben: werkwoorden eindigend op -ar, -er en -ir. Het is belangrijk om de specifieke regels voor elke groep te leren, aangezien deze de basis vormen voor een correcte vervoeging. Door de oefeningen op deze pagina te voltooien, zult u in staat zijn om deze patronen te internaliseren en toe te passen in uw dagelijkse conversaties en schrijfvaardigheden. Laten we beginnen met het verkennen van deze groepen en de bijbehorende vervoegingsregels, zodat u een stevige basis krijgt in het gebruik van de Portugese tegenwoordige tijd.

Exercise 1 

<p>1. Eu *moro* em Lisboa (werkwoord voor wonen).</p> <p>2. Nós *comemos* pizza na sexta-feira (werkwoord voor eten).</p> <p>3. Eles *trabalham* no escritório (werkwoord voor werken).</p> <p>4. Ela *canta* muito bem (werkwoord voor zingen).</p> <p>5. Tu *abres* a janela todas as manhãs (werkwoord voor openen).</p> <p>6. O professor *ensina* matemática (werkwoord voor onderwijzen).</p> <p>7. Eu *escrevo* uma carta para minha mãe (werkwoord voor schrijven).</p> <p>8. Vocês *jogam* futebol no parque (werkwoord voor spelen).</p> <p>9. Ele *corre* no parque todos os dias (werkwoord voor rennen).</p> <p>10. Nós *viajamos* para o Brasil nas férias (werkwoord voor reizen).</p>
 

Exercise 2

<p>1. Maria *leest* een boek in de tuin (werkwoord voor lezen).</p> <p>2. Wij *werken* elke dag in het kantoor (werkwoord voor werken).</p> <p>3. Jullie *koken* een heerlijke maaltijd voor het feest (werkwoord voor koken).</p> <p>4. Pedro en Ana *dansen* samen op het feest (werkwoord voor dansen).</p> <p>5. Ik *schrijf* een brief aan mijn vriend (werkwoord voor schrijven).</p> <p>6. Jij *speelt* elke zaterdag voetbal met je vrienden (werkwoord voor spelen).</p> <p>7. De kinderen *leren* nieuwe woorden op school (werkwoord voor leren).</p> <p>8. Wij *wandelen* elke avond in het park (werkwoord voor wandelen).</p> <p>9. Zij *zwemt* elke ochtend in het zwembad (werkwoord voor zwemmen).</p> <p>10. Jullie *luisteren* naar muziek in de auto (werkwoord voor luisteren).</p>
 

Exercise 3

<p>1. Eu *falo* português todos os dias (werkwoord voor spreken).</p> <p>2. Ela *canta* muito bem no coral (werkwoord voor zingen).</p> <p>3. Nós *estudamos* juntos para o exame (werkwoord voor leren).</p> <p>4. Eles *moram* em uma casa grande (werkwoord voor wonen).</p> <p>5. O João *trabalha* em um escritório (werkwoord voor werken).</p> <p>6. Você *cozinha* muito bem (werkwoord voor koken).</p> <p>7. As crianças *brincam* no parque (werkwoord voor spelen).</p> <p>8. Eu *danço* salsa nos finais de semana (werkwoord voor dansen).</p> <p>9. Nós *viajamos* para o Brasil nas férias (werkwoord voor reizen).</p> <p>10. Ela *escreve* cartas todos os meses (werkwoord voor schrijven).</p>
 

Language Learning Made Fast and Easy with AI

Talkpal is AI-powered language teacher. master 57+ languages efficiently 5x faster with revolutionary technology.