Pick a language and start learning!
Onvoltooid verleden tijd van regelmatige werkwoorden Opdrachten in de Italiaanse taal
De onvoltooid verleden tijd van regelmatige werkwoorden in het Italiaans kan een uitdaging zijn voor taalleerders, maar met enige oefening wordt het al snel een tweede natuur. Deze tijd wordt gebruikt om handelingen of gebeurtenissen te beschrijven die in het verleden hebben plaatsgevonden en inmiddels zijn afgerond. Het is essentieel om de juiste vervoegingen te kennen om zinnen correct te kunnen vormen en verstaanbaar te communiceren. In het Italiaans worden regelmatige werkwoorden in de verleden tijd vervoegd volgens specifieke patronen, afhankelijk van de werkwoordsuitgang in de infinitief: -are, -ere, of -ire.
In deze sectie bieden we een reeks oefeningen aan die je helpen om de onvoltooid verleden tijd van regelmatige werkwoorden te beheersen. Door middel van invuloefeningen, vertalingen en zinnen vormen, krijg je de kans om je kennis en vaardigheden te testen en te verbeteren. Elke oefening is ontworpen om je te helpen de patronen en regels te internaliseren, zodat je met vertrouwen en nauwkeurigheid kunt communiceren in het Italiaans. Veel succes en plezier met het oefenen!
Exercise 1
<p>1. Ieri Marco *parlava* con il suo amico al telefono (spreken).</p>
<p>2. Ogni estate noi *giocavamo* a calcio nel parco (spelen).</p>
<p>3. L'anno scorso Maria *lavorava* in un ristorante (werken).</p>
<p>4. Quando ero piccolo, io *mangiavo* sempre gelato dopo scuola (eten).</p>
<p>5. Ogni sera voi *guardavate* la televisione insieme (kijken).</p>
<p>6. Durante le vacanze, loro *camminavano* sulla spiaggia (lopen).</p>
<p>7. Mio nonno *raccontava* storie interessanti quando ero bambino (vertellen).</p>
<p>8. Lei *studiava* sempre in biblioteca prima degli esami (studeren).</p>
<p>9. Ogni mattina, io *scrivevo* una lettera ai miei genitori (schrijven).</p>
<p>10. L'anno scorso, voi *viaggiavate* molto per lavoro (reizen).</p>
Exercise 2
<p>1. Ieri *mangiavo* una pizza deliziosa (eten).</p>
<p>2. La settimana scorsa *giocavamo* a calcio al parco (spelen).</p>
<p>3. Quando ero piccolo, *leggevo* molti libri (lezen).</p>
<p>4. Il mese scorso, Maria *cantava* una bella canzone (zingen).</p>
<p>5. Durante le vacanze, noi *visitavamo* molti musei (bezoeken).</p>
<p>6. L'anno scorso, lui *nuotava* ogni giorno in piscina (zwemmen).</p>
<p>7. Da bambino, io *disegnavo* spesso con i pastelli (tekenen).</p>
<p>8. La scorsa estate, voi *camminavate* in montagna (wandelen).</p>
<p>9. Quando ero giovane, *ballavo* tutta la notte (dansen).</p>
<p>10. Ogni domenica, noi *ascoltavamo* la radio insieme (luisteren).</p>
Exercise 3
<p>1. Gisteren *speelde* ik een voetbalwedstrijd. (verleden tijd van "spelen")</p>
<p>2. Zij *maakte* een prachtige tekening voor haar moeder. (verleden tijd van "maken")</p>
<p>3. Wij *wandelden* door het park toen het begon te regenen. (verleden tijd van "wandelen")</p>
<p>4. Hij *werkte* tot laat in de avond aan zijn project. (verleden tijd van "werken")</p>
<p>5. Jullie *studeerden* hard voor het examen. (verleden tijd van "studeren")</p>
<p>6. De kinderen *speelden* in de tuin. (verleden tijd van "spelen")</p>
<p>7. Ik *kookte* een heerlijke maaltijd voor mijn familie. (verleden tijd van "koken")</p>
<p>8. We *woonden* vroeger in een klein dorpje. (verleden tijd van "wonen")</p>
<p>9. Zij *leerden* Italiaans in de avondschool. (verleden tijd van "leren")</p>
<p>10. Hij *schilderde* het huis in een mooie kleur. (verleden tijd van "schilderen")</p>