Pick a language and start learning!
Aanvoegende wijs tegenwoordige tijd van onregelmatige werkwoorden Opdrachten in de Italiaanse taal
De aanvoegende wijs tegenwoordige tijd, ook wel congiuntivo presente genoemd, is een van de meest uitdagende aspecten van de Italiaanse grammatica, vooral als het gaat om onregelmatige werkwoorden. Deze tijd wordt vaak gebruikt om twijfels, wensen, onzekerheden of subjectieve oordelen uit te drukken. Het correct beheersen van de congiuntivo presente is cruciaal voor het voeren van genuanceerde gesprekken in het Italiaans, en het vergt een goed begrip van zowel de vervoegingen als de contexten waarin deze tijd wordt toegepast.
Onregelmatige werkwoorden vormen een extra uitdaging omdat ze niet volgens de standaard vervoegingspatronen verlopen. Deze werkwoorden moeten vaak individueel worden bestudeerd en gememoriseerd. In deze oefeningen zullen we ons richten op het herkennen en correct gebruiken van onregelmatige werkwoorden in de aanvoegende wijs tegenwoordige tijd. Door middel van gevarieerde oefeningen en voorbeelden willen we je helpen om zelfverzekerd en vloeiend gebruik te maken van deze belangrijke grammaticale constructie.
Exercise 1
<p>1. Se io *fossi* ricco, viaggerei per il mondo. (werkwoord "essere" in de aanvoegende wijs tegenwoordige tijd)</p>
<p>2. È importante che tu *abbia* pazienza in questa situazione. (werkwoord "avere" in de aanvoegende wijs tegenwoordige tijd)</p>
<p>3. Se lui *sapesse* la verità, non farebbe queste cose. (werkwoord "sapere" in de aanvoegende wijs tegenwoordige tijd)</p>
<p>4. Vorrei che noi *andassimo* al cinema stasera. (werkwoord "andare" in de aanvoegende wijs tegenwoordige tijd)</p>
<p>5. È necessario che voi *facciate* attenzione durante la lezione. (werkwoord "fare" in de aanvoegende wijs tegenwoordige tijd)</p>
<p>6. Se loro *potessero*, aiuterebbero tutti i bisognosi. (werkwoord "potere" in de aanvoegende wijs tegenwoordige tijd)</p>
<p>7. Speriamo che Maria *venga* alla festa domani. (werkwoord "venire" in de aanvoegende wijs tegenwoordige tijd)</p>
<p>8. Sebbene lui *dica* sempre la verità, non gli credono. (werkwoord "dire" in de aanvoegende wijs tegenwoordige tijd)</p>
<p>9. È importante che io *stia* calmo durante l'esame. (werkwoord "stare" in de aanvoegende wijs tegenwoordige tijd)</p>
<p>10. Se tu *volessi* venire con noi, saresti il benvenuto. (werkwoord "volere" in de aanvoegende wijs tegenwoordige tijd)</p>
Exercise 2
<p>1. È importante che tu *sia* puntuale (essere).</p>
<p>2. Preferisco che lui *abbia* pazienza (avere).</p>
<p>3. Speriamo che voi *facciate* un buon lavoro (fare).</p>
<p>4. È necessario che io *vada* dal dottore (andare).</p>
<p>5. È possibile che lei *dia* il suo contributo (dare).</p>
<p>6. Desidero che loro *sappiano* la verità (sapere).</p>
<p>7. È strano che tu *stia* ancora qui (stare).</p>
<p>8. Spero che lui *venga* alla festa (venire).</p>
<p>9. È meglio che noi *possiamo* parlare con calma (potere).</p>
<p>10. È incredibile che voi *diciate* sempre la verità (dire).</p>
Exercise 3
<p>1. È importante che lui *sia* puntuale (zijn).</p>
<p>2. Se tu *vada* in Italia, devi visitare Roma (gaan).</p>
<p>3. Voglio che tu *faccia* i compiti prima di uscire (doen).</p>
<p>4. È necessario che noi *diamo* il nostro meglio (geven).</p>
<p>5. Non credo che lei *possa* venire alla festa (kunnen).</p>
<p>6. È strano che voi *stiate* ancora aspettando (zijn, verblijven).</p>
<p>7. È possibile che loro *vadano* in vacanza domani (gaan).</p>
<p>8. Preferisco che tu *beva* acqua invece di soda (drinken).</p>
<p>9. È improbabile che lui *dica* la verità (zeggen).</p>
<p>10. È essenziale che tu *abbia* il biglietto per entrare (hebben).</p>