Pick a language and start learning!
Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -ável/-ível Opdrachten in de Portugese taal
Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -ável en -ível in het Portugees zijn bijzonder nuttig voor het uitdrukken van mogelijkheden en eigenschappen. Deze adjectieven voegen een laag van nuance en flexibiliteit toe aan de taal, waardoor je preciezer kunt communiceren. Bijvoorbeeld, het woord "aceitável" (acceptabel) geeft aan dat iets aanvaardbaar is, terwijl "compreensível" (begrijpelijk) betekent dat iets te begrijpen valt. Het correct gebruik van deze adjectieven kan je taalvaardigheid aanzienlijk verbeteren en je helpen om subtielere betekenissen over te brengen.
Het leren en oefenen van deze bijvoeglijke naamwoorden is cruciaal voor iedereen die zijn of haar beheersing van het Portugees wil verbeteren. Door te begrijpen hoe en wanneer deze woorden worden gebruikt, kun je vloeiender en zelfverzekerder spreken en schrijven. Op deze pagina vind je een reeks oefeningen die speciaal zijn ontworpen om je te helpen deze adjectieven te herkennen en correct toe te passen in verschillende contexten. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt opfrissen, deze oefeningen zullen je helpen om je taalvaardigheid naar een hoger niveau te tillen.
Exercise 1
<p>1. O filme de ontem foi *incrível* (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat heel goed is).</p>
<p>2. Este lugar é muito *agradável* para passar as férias (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat plezierig is).</p>
<p>3. A proposta dela é *aceitável* para todos (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat geaccepteerd kan worden).</p>
<p>4. O trabalho dele é *notável* pela qualidade (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat opmerkelijk is).</p>
<p>5. Este livro é *legível* e fácil de entender (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat gemakkelijk te lezen is).</p>
<p>6. A decisão do juiz foi *justificável* dadas as circunstâncias (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat kan worden gerechtvaardigd).</p>
<p>7. O serviço no restaurante foi *lamentável* ontem à noite (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat betreurenswaardig is).</p>
<p>8. A situação era *imprevisível* e pegou todos de surpresa (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat niet te voorspellen is).</p>
<p>9. A conexão de internet aqui é *terrível* (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat heel slecht is).</p>
<p>10. A vista do hotel é *deslumbrável* (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat prachtig is).</p>
Exercise 2
<p>1. O filme que vimos ontem foi *maravilhável* (bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op -ável/-ível, betekent "wonderful").</p>
<p>2. A tarefa era tão difícil que parecia quase *impossível* (bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op -ável/-ível, betekent "impossible").</p>
<p>3. Este livro é muito *agradável* de ler (bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op -ável/-ível, betekent "pleasant").</p>
<p>4. O serviço no restaurante foi bastante *aceitável* (bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op -ável/-ível, betekent "acceptable").</p>
<p>5. A proposta de melhoria foi considerada *viável* pela equipe (bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op -ável/-ível, betekent "feasible").</p>
<p>6. A comida estava tão boa que era *incomparável* (bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op -ável/-ível, betekent "unmatched").</p>
<p>7. A solução para o problema parecia *inacessível* no início (bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op -ável/-ível, betekent "inaccessible").</p>
<p>8. O novo sistema é extremamente *eficiente* e *adaptável* (bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op -ável/-ível, betekent "adaptable").</p>
<p>9. O comportamento dele foi totalmente *inaceitável* (bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op -ável/-ível, betekent "unacceptable").</p>
<p>10. Ela tem uma habilidade *invejável* para resolver problemas (bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op -ável/-ível, betekent "enviable").</p>
Exercise 3
<p>1. O filme era tão *incrível* que todos aplaudiram no final (bijvoeglijk naamwoord voor iets heel goed).</p>
<p>2. A tarefa foi considerada *impensável* pelos alunos devido à sua dificuldade (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat niet te bedenken is).</p>
<p>3. Aquele comportamento foi simplesmente *inaceitável* para a empresa (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat niet geaccepteerd kan worden).</p>
<p>4. A paisagem era tão *maravilhosa* que parecia um sonho (bijvoeglijk naamwoord voor iets heel mooi).</p>
<p>5. Foi uma decisão *inacreditável* e todos ficaram surpresos (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat moeilijk te geloven is).</p>
<p>6. A comida estava *deliciosa* e todos pediram mais (bijvoeglijk naamwoord voor iets heel lekker).</p>
<p>7. É *imprescindível* levar um documento de identidade para entrar no evento (bijvoeglijk naamwoord voor iets heel belangrijk).</p>
<p>8. Ele fez um trabalho *impecável* e foi elogiado por todos (bijvoeglijk naamwoord voor iets zonder fouten).</p>
<p>9. A viagem foi *inesquecível* e todos querem repetir (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat je niet vergeet).</p>
<p>10. O serviço oferecido pelo hotel era simplesmente *admirável* (bijvoeglijk naamwoord voor iets dat bewonderd wordt).</p>