Bijwoorden van tijd Opdrachten in de Portugese taal

Bijwoorden van tijd zijn essentieel in de Nederlandse taal om aan te geven wanneer iets gebeurt. Ze helpen ons om de tijdsvolgorde van gebeurtenissen te begrijpen en om duidelijk te maken of een actie in het verleden, heden of toekomst plaatsvindt. In deze oefeningen richten we ons op de verschillende soorten bijwoorden van tijd zoals "nu," "straks," "gisteren," en "vroeger." Door deze bijwoorden correct te gebruiken, kun je je zinnen nauwkeuriger en duidelijker maken. In deze sectie zul je diverse oefeningen vinden die je helpen om je kennis van de bijwoorden van tijd te verbeteren. Of je nu een beginner bent of je vaardigheden wilt aanscherpen, deze oefeningen zijn ontworpen om je te helpen de nuances van tijdsuitdrukkingen in het Nederlands onder de knie te krijgen. Neem de tijd om elke oefening grondig door te werken, zodat je vertrouwen krijgt in het gebruik van deze belangrijke grammaticale elementen.

Exercise 1 

<p>1. Ontbijt wordt om *ochtend* geserveerd. (De eerste deel van de dag)</p> <p>2. Ik ga *morgen* naar de dokter. (De dag na vandaag)</p> <p>3. Zij bezoekt haar grootouders *wekelijks*. (Elke week)</p> <p>4. Hij studeert *altijd* hard voor zijn examens. (Elke keer, zonder uitzondering)</p> <p>5. We hebben *gisteren* een film gekeken. (De dag voor vandaag)</p> <p>6. Ze gaat *vaak* naar de sportschool. (Met grote regelmaat)</p> <p>7. Ik heb hem *nooit* eerder gezien. (Geen enkele keer)</p> <p>8. Zij komt *soms* op bezoek. (Af en toe)</p> <p>9. Ik kan *nu* niet praten, ik ben bezig. (Op dit moment)</p> <p>10. We gaan *straks* naar het park. (Binnenkort, later vandaag)</p>
 

Exercise 2

<p>1. Hij gaat *morgen* naar het ziekenhuis (de dag na vandaag).</p> <p>2. Ze studeert *vandaag* voor haar examen (de huidige dag).</p> <p>3. We hebben *gisteren* een film gekeken (de dag voor vandaag).</p> <p>4. Ik moet *nu* mijn huiswerk maken (het huidige moment).</p> <p>5. Hij vertrekt *straks* naar zijn werk (binnenkort, later op dezelfde dag).</p> <p>6. Ze komen *later* naar het feest (niet nu, maar op een ander moment).</p> <p>7. Wij hebben *voorheen* in Spanje gewoond (in het verleden, eerder).</p> <p>8. Je moet *binnenkort* je belastingaangifte doen (snel, in korte tijd).</p> <p>9. We gaan *overmorgen* op vakantie (de dag na morgen).</p> <p>10. Hij heeft *nog nooit* een vliegtuig genomen (geen enkele keer in het verleden).</p>
 

Exercise 3

<p>1. Maria gaat *morgen* naar de markt (de dag na vandaag).</p> <p>2. Pedro heeft zijn huiswerk *gisteren* gemaakt (de dag voor vandaag).</p> <p>3. We vertrekken *overmorgen* naar de kust (de dag na morgen).</p> <p>4. Ana komt *straks* langs voor een kopje koffie (binnenkort, later op de dag).</p> <p>5. Het concert begint *vanavond* om acht uur (de avond van vandaag).</p> <p>6. We hebben *vorige* week een nieuw huis gekocht (de week voor deze week).</p> <p>7. Zij komt *soms* naar het park om te wandelen (niet altijd, maar af en toe).</p> <p>8. Hij gaat *altijd* naar de sportschool op maandag (elke keer zonder uitzondering).</p> <p>9. De winkel is *nu* open (op dit moment).</p> <p>10. We hebben *onlangs* een nieuwe auto gekocht (kort geleden).</p>
 

Language Learning Made Fast and Easy with AI

Talkpal is AI-powered language teacher. master 57+ languages efficiently 5x faster with revolutionary technology.