Pick a language and start learning!

Lidwoorden bij mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden Opdrachten in de Portugese taal

Het leren van lidwoorden bij mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden in het Portugees kan een uitdaging zijn, vooral omdat het gebruik ervan verschilt van het Nederlands. In het Portugees zijn zelfstandige naamwoorden namelijk altijd mannelijk of vrouwelijk, en dit bepaalt welk lidwoord je moet gebruiken. Bijvoorbeeld, "o" wordt gebruikt voor mannelijke zelfstandige naamwoorden zoals "o carro" (de auto), terwijl "a" wordt gebruikt voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden zoals "a casa" (het huis). Het correct toepassen van deze lidwoorden is essentieel voor een vloeiende en correcte communicatie in het Portugees. Onze oefeningen zijn ontworpen om je te helpen deze regels te begrijpen en toe te passen. Door middel van diverse opgaven en voorbeelden krijg je de kans om te oefenen met het identificeren van het juiste lidwoord voor verschillende zelfstandige naamwoorden. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt opfrissen, deze oefeningen bieden een waardevolle hulpbron om je beheersing van het Portugees te verbeteren. Veel succes en plezier met de oefeningen!

Exercise 1

1. O João comprou *um* carro novo (onbepaald lidwoord voor mannelijk zelfstandig naamwoord). 2. Ela trouxe *uma* flor para a professora (onbepaald lidwoord voor vrouwelijk zelfstandig naamwoord). 3. Nós vimos *o* cachorro no parque (bepaald lidwoord voor mannelijk zelfstandig naamwoord). 4. Eles visitaram *a* cidade antiga (bepaald lidwoord voor vrouwelijk zelfstandig naamwoord). 5. Eu preciso de *um* livro para estudar (onbepaald lidwoord voor mannelijk zelfstandig naamwoord). 6. Ela quer *uma* casa nova (onbepaald lidwoord voor vrouwelijk zelfstandig naamwoord). 7. Ele encontrou *o* documento importante (bepaald lidwoord voor mannelijk zelfstandig naamwoord). 8. Nós conhecemos *a* professora de português (bepaald lidwoord voor vrouwelijk zelfstandig naamwoord). 9. Eu vi *um* filme interessante ontem (onbepaald lidwoord voor mannelijk zelfstandig naamwoord). 10. Ela comprou *uma* bolsa de couro (onbepaald lidwoord voor vrouwelijk zelfstandig naamwoord).

Exercise 2

1. *O* carro está na garagem (mannelijk zelfstandig naamwoord). 2. *A* mesa está na sala de jantar (vrouwelijk zelfstandig naamwoord). 3. *O* livro está em cima da mesa (mannelijk zelfstandig naamwoord). 4. *A* janela está aberta (vrouwelijk zelfstandig naamwoord). 5. *O* gato está dormindo no sofá (mannelijk zelfstandig naamwoord). 6. *A* cadeira está quebrada (vrouwelijk zelfstandig naamwoord). 7. *O* telefone está tocando (mannelijk zelfstandig naamwoord). 8. *A* porta está fechada (vrouwelijk zelfstandig naamwoord). 9. *O* computador está ligado (mannelijk zelfstandig naamwoord). 10. *A* lâmpada está queimada (vrouwelijk zelfstandig naamwoord).

Exercise 3

1. *O* carro está estacionado na rua (lidwoord voor mannelijk zelfstandig naamwoord). 2. *A* casa tem um jardim bonito (lidwoord voor vrouwelijk zelfstandig naamwoord). 3. *O* livro está em cima da mesa (lidwoord voor mannelijk zelfstandig naamwoord). 4. *A* menina está brincando no parque (lidwoord voor vrouwelijk zelfstandig naamwoord). 5. *O* professor explicou a lição claramente (lidwoord voor mannelijk zelfstandig naamwoord). 6. *A* maçã está madura (lidwoord voor vrouwelijk zelfstandig naamwoord). 7. *O* cachorro está correndo no quintal (lidwoord voor mannelijk zelfstandig naamwoord). 8. *A* escola está fechada para férias (lidwoord voor vrouwelijk zelfstandig naamwoord). 9. *O* telefone está tocando (lidwoord voor mannelijk zelfstandig naamwoord). 10. *A* flor é muito bonita (lidwoord voor vrouwelijk zelfstandig naamwoord).