Pick a language and start learning!
Oefening met Duurvorm Tijdsvormen Opdrachten in de Engelse taal
Duurvorm tijdsvormen, ook wel bekend als de continuous tenses in het Engels, zijn essentieel voor het beschrijven van acties die momenteel aan de gang zijn, in het verleden plaatsvonden en nog steeds bezig waren, of in de toekomst zullen plaatsvinden. Deze tijdsvormen helpen om nuances in tijd en duur van gebeurtenissen duidelijk over te brengen. Het begrijpen en correct toepassen van de duurvorm tijdsvormen kan soms een uitdaging zijn, vooral omdat ze niet altijd een directe vertaling hebben in het Nederlands. In deze oefeningen zullen we ons richten op het herkennen, vormen en correct gebruiken van de present continuous, past continuous en future continuous tenses.
Door middel van deze oefeningen krijg je de kans om je begrip en vaardigheid in het gebruik van de duurvorm tijdsvormen te verbeteren. We hebben een reeks verschillende oefeningen samengesteld, variërend van invuloefeningen en zinsconstructies tot meer contextuele opdrachten waarbij je de juiste tijdsvorm moet kiezen. Deze oefeningen zijn ontworpen om je vertrouwen te vergroten en je te helpen de subtiliteiten van de Engelse grammatica onder de knie te krijgen. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt verdiepen, deze oefeningen bieden waardevolle praktijk om je Engels naar een hoger niveau te tillen.
Exercise 1
<p>1. I *am reading* a book about history (werkwoord voor lezen).</p>
<p>2. She *is cooking* dinner for her family right now (werkwoord voor koken).</p>
<p>3. They *are playing* soccer in the park (werkwoord voor spelen).</p>
<p>4. He *is watching* a movie in the living room (werkwoord voor kijken).</p>
<p>5. We *are studying* for our exams this week (werkwoord voor leren).</p>
<p>6. I *am writing* a letter to my friend (werkwoord voor schrijven).</p>
<p>7. The dog *is barking* at the mailman (werkwoord voor blaffen).</p>
<p>8. She *is listening* to music on her headphones (werkwoord voor luisteren).</p>
<p>9. They *are building* a sandcastle at the beach (werkwoord voor bouwen).</p>
<p>10. He *is swimming* in the pool (werkwoord voor zwemmen).</p>
Exercise 2
<p>1. She *is reading* a book in the library (actie in het heden).</p>
<p>2. We *were watching* a movie when the power went out (actie in het verleden).</p>
<p>3. They *are playing* soccer in the park right now (actie in het heden).</p>
<p>4. He *was cooking* dinner when I arrived (actie in het verleden).</p>
<p>5. I *am studying* for my exams this week (actie in het heden).</p>
<p>6. She *was listening* to music while doing her homework (actie in het verleden).</p>
<p>7. We *are having* a meeting at 3 PM today (actie in het heden).</p>
<p>8. They *were building* a new house last year (actie in het verleden).</p>
<p>9. He *is running* in the marathon this weekend (actie in het heden).</p>
<p>10. I *was painting* the fence when it started to rain (actie in het verleden).</p>
Exercise 3
<p>1. He is *reading* a book in the library (verb for reading).</p>
<p>2. They are *playing* soccer in the park (verb for playing a sport).</p>
<p>3. She is *cooking* dinner in the kitchen (verb for making food).</p>
<p>4. We are *watching* a movie at home (verb for viewing).</p>
<p>5. I am *writing* a letter to my friend (verb for creating text).</p>
<p>6. The children are *drawing* pictures in art class (verb for making art).</p>
<p>7. He is *working* on his computer in the office (verb for doing a job).</p>
<p>8. They are *dancing* at the party (verb for moving to music).</p>
<p>9. She is *listening* to music on her headphones (verb for hearing).</p>
<p>10. We are *studying* for the exam in the library (verb for learning).</p>