Pick a language and start learning!
Onregelmatige werkwoorden in de Voltooide Verleden Tijd Opdrachten in de Spaanse taal
Onregelmatige werkwoorden in de Voltooide Verleden Tijd kunnen een uitdaging vormen voor iedereen die Spaans leert. In het Nederlands gebruiken we vaak regelmatig vervoegde werkwoorden, maar in het Spaans zijn er talloze onregelmatige werkwoorden die je moet beheersen om je taalvaardigheid te verbeteren. Deze grammatica-oefeningen zijn speciaal ontworpen om je te helpen de nuances en uitzonderingen van deze onregelmatige vormen onder de knie te krijgen.
Door middel van verschillende oefeningen leer je hoe je onregelmatige werkwoorden correct kunt vervoegen in de voltooide verleden tijd, oftewel de pretérito perfecto compuesto. Je krijgt de kans om te oefenen met veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden zoals "hacer" (doen/maken), "decir" (zeggen) en "escribir" (schrijven). Deze oefeningen zijn ideaal om je kennis te testen en te verdiepen, zodat je met meer zelfvertrouwen en nauwkeurigheid Spaans kunt spreken en schrijven.
Exercise 1
<p>1. Hij heeft zijn huiswerk *gemaakt* (werkwoord dat betekent 'doen').</p>
<p>2. Ik heb gisteren een boek *gelezen* (werkwoord dat betekent 'lezen').</p>
<p>3. We hebben samen naar de film *gekeken* (werkwoord dat betekent 'zien').</p>
<p>4. Zij hebben de hele middag in het park *gelopen* (werkwoord dat betekent 'wandelen').</p>
<p>5. Jullie hebben een taart voor het feest *gebakken* (werkwoord dat betekent 'bakken').</p>
<p>6. Hij heeft zijn tas op school *vergeten* (werkwoord dat betekent 'niet herinneren').</p>
<p>7. Ze heeft een brief naar haar vriend *geschreven* (werkwoord dat betekent 'schrijven').</p>
<p>8. Wij hebben de hele dag in de tuin *gewerkt* (werkwoord dat betekent 'werken').</p>
<p>9. Hij heeft zijn sleutels in de auto *gelaten* (werkwoord dat betekent 'verlaten').</p>
<p>10. Ik heb het cadeau van mijn vriend *gekregen* (werkwoord dat betekent 'ontvangen').</p>
Exercise 2
<p>1. Hij heeft het boek *gelezen* (actie met een boek).</p>
<p>2. Wij hebben de hele nacht *gedanst* (actie tijdens een feest).</p>
<p>3. Ze heeft de taart zelf *gebakken* (actie in de keuken).</p>
<p>4. De hond heeft de bal *gevangen* (actie met een hond en een bal).</p>
<p>5. Ik heb de hele dag *gewerkt* (actie tijdens werkuren).</p>
<p>6. Jullie hebben de film samen *gekeken* (actie met een televisie of bioscoop).</p>
<p>7. Hij heeft zijn vriendin een cadeau *gegeven* (actie met een cadeau).</p>
<p>8. Wij hebben de wedstrijd *gewonnen* (actie na een sportevenement).</p>
<p>9. Zij heeft het geheim nooit *verteld* (actie met een geheim).</p>
<p>10. Ik heb mijn sleutels *verloren* (actie met sleutels).</p>
Exercise 3
<p>1. Hij heeft gisteren de auto *gewassen* (werkwoord voor schoonmaken).</p>
<p>2. Wij hebben de hele nacht *gedanst* op het feest (werkwoord voor bewegen op muziek).</p>
<p>3. Zij heeft haar vriend *geholpen* met verhuizen (werkwoord voor assistentie verlenen).</p>
<p>4. Ik heb die film al drie keer *gezien* (werkwoord voor kijken).</p>
<p>5. Jullie hebben de taart zelf *gebakken* (werkwoord voor maken in de oven).</p>
<p>6. Hij heeft zijn boek op de tafel *gelegd* (werkwoord voor neerzetten).</p>
<p>7. Wij hebben gisteren een lange wandeling *gemaakt* (werkwoord voor doen).</p>
<p>8. Ze heeft haar sleutels in de keuken *gevonden* (werkwoord voor ontdekken).</p>
<p>9. Hij heeft zijn huiswerk niet *gedaan* (werkwoord voor voltooien).</p>
<p>10. Ik heb de hele dag in het park *gelopen* (werkwoord voor wandelen).</p>