Pick a language and start learning!
Overeenkomst van bijvoeglijke naamwoorden met zelfstandige naamwoorden Opdrachten in de Portugese taal
In de Portugese taal is het belangrijk dat bijvoeglijke naamwoorden in geslacht (mannelijk of vrouwelijk) en getal (enkelvoud of meervoud) overeenkomen met de zelfstandige naamwoorden die ze beschrijven. Dit betekent dat een bijvoeglijk naamwoord aangepast moet worden afhankelijk van het zelfstandige naamwoord waar het bij hoort. Bijvoorbeeld, het bijvoeglijk naamwoord "bonito" (mooi) verandert in "bonita" als het over een vrouwelijk zelfstandig naamwoord gaat, zoals "casa" (huis) en in "bonitos" of "bonitas" als het respectievelijk over mannelijke of vrouwelijke meervoudige zelfstandige naamwoorden gaat. Dit kan in het begin een uitdaging zijn, maar met voldoende oefening wordt het snel een tweede natuur.
Onze oefeningen zijn ontworpen om je te helpen deze overeenkomsten te begrijpen en te beheersen. Je vindt hier een verscheidenheid aan oefeningen die je vaardigheden in het herkennen en toepassen van de juiste vorm van bijvoeglijke naamwoorden verbeteren. Of je nu beginner bent of al gevorderd, deze oefeningen zullen je inzicht in de Portugese grammatica versterken en je zelfvertrouwen vergroten in het gebruik van correcte zinsstructuren. Veel succes met oefenen en ontdek hoe leuk en bevredigend het kan zijn om de regels van de Portugese taal onder de knie te krijgen!
Exercise 1
<p>1. De *katten* zijn erg speels (meervoud van 'kat').</p>
<p>2. De *grote* hond blaft vaak (tegenovergestelde van 'klein').</p>
<p>3. Mijn *nieuwe* boek is erg interessant (tegenovergestelde van 'oud').</p>
<p>4. Ze draagt een *rode* jurk (kleur van bloed).</p>
<p>5. De *blauwe* lucht is helder vandaag (kleur van de zee).</p>
<p>6. Hij heeft een *klein* huis in het dorp (tegenovergestelde van 'groot').</p>
<p>7. De *oude* man leest een krant (tegenovergestelde van 'jong').</p>
<p>8. Ik heb een *zwarte* kat (kleur van de nacht).</p>
<p>9. De *gele* bloemen staan in bloei (kleur van de zon).</p>
<p>10. Ze heeft een *witte* auto gekocht (kleur van sneeuw).</p>
Exercise 2
<p>1. A menina vestiu um vestido *vermelho* para a festa (kleur).</p>
<p>2. O cachorro está deitado na cama *macia* (textuur).</p>
<p>3. Eles compraram uma casa *grande* na cidade (grootte).</p>
<p>4. O livro está na prateleira *alta* (hoogte).</p>
<p>5. A professora explicou a lição *difícil* para os alunos (moeilijkheidsgraad).</p>
<p>6. Ela comprou flores *bonitas* para o jardim (uiterlijk).</p>
<p>7. O filme foi muito *interessante* (interesse).</p>
<p>8. Ele comeu uma maçã *vermelha* no café da manhã (kleur).</p>
<p>9. A parede da sala é *branca* (kleur).</p>
<p>10. O carro novo é muito *rápido* (snelheid).</p>
Exercise 3
<p>1. A casa é muito *bonita* (feminine adjective, meaning 'beautiful').</p>
<p>2. Eles compraram um carro *novo* (masculine adjective, meaning 'new').</p>
<p>3. As meninas são *inteligentes* (plural feminine adjective, meaning 'intelligent').</p>
<p>4. O livro é *interessante* (singular masculine adjective, meaning 'interesting').</p>
<p>5. Os cachorros são *grandes* (plural masculine adjective, meaning 'big').</p>
<p>6. As flores são *vermelhas* (plural feminine adjective, meaning 'red').</p>
<p>7. O gato é *preto* (singular masculine adjective, meaning 'black').</p>
<p>8. As mesas são *pequenas* (plural feminine adjective, meaning 'small').</p>
<p>9. O filme foi *emocionante* (singular masculine adjective, meaning 'exciting').</p>
<p>10. As cadeiras são *confortáveis* (plural feminine adjective, meaning 'comfortable').</p>