Preposities bij Reflexieve werkwoorden Opdrachten in de Duitse taal

Preposities bij reflexieve werkwoorden vormen een cruciaal onderdeel van de Duitse grammatica en kunnen soms verwarrend zijn voor Nederlandse sprekers. Reflexieve werkwoorden zijn werkwoorden waarbij het onderwerp en het voorwerp van de handeling dezelfde persoon zijn, zoals "zich wassen" in het Nederlands. In het Duits vereist het gebruik van deze werkwoorden vaak specifieke preposities die de betekenis van de zin aanzienlijk kunnen veranderen. Bijvoorbeeld, "sich freuen" betekent "zich verheugen", maar met de prepositie "auf" wordt het "zich verheugen op". Het correct gebruik van deze combinaties is essentieel voor het vloeiend spreken en schrijven van de Duitse taal. In deze oefeningen krijg je de mogelijkheid om je kennis van preposities bij reflexieve werkwoorden te testen en te verbeteren. De oefeningen zijn zo ontworpen dat ze je helpen de juiste preposities te identificeren en te gebruiken in verschillende contexten. Of je nu een beginner bent of al enige ervaring hebt met het Duits, deze oefeningen zullen je helpen om je taalvaardigheid naar een hoger niveau te tillen. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat je meer vertrouwen krijgt in het gebruik van reflexieve werkwoorden met de juiste preposities, wat je algemene beheersing van de Duitse taal ten goede zal komen.

Exercise 1 

<p>1. Er freut sich *auf* das Wochenende (vooruitkijken naar).</p> <p>2. Sie interessiert sich *für* Kunst (iets leuk vinden).</p> <p>3. Ich erinnere mich *an* meinen ersten Schultag (terugdenken aan).</p> <p>4. Wir kümmern uns *um* den Garten (zorg dragen voor).</p> <p>5. Du hast dich *über* das Geschenk gefreut (blij zijn over iets).</p> <p>6. Er ärgert sich *über* den Lärm (boos worden over iets).</p> <p>7. Sie bewerben sich *um* die Stelle (solliciteren naar).</p> <p>8. Ich bereite mich *auf* die Prüfung vor (voorbereiden op).</p> <p>9. Sie unterhalten sich *mit* dem Lehrer (converseren met).</p> <p>10. Wir treffen uns *mit* unseren Freunden (afspreken met).</p>
 

Exercise 2

<p>1. Hij ergert zich altijd *aan* zijn broer (uitdrukking voor irritatie).</p> <p>2. Zij verheugen zich *op* de vakantie (uitdrukking voor blij zijn).</p> <p>3. Ik herinner me niet meer *aan* die afspraak (uitdrukking voor herinnering).</p> <p>4. Wij concentreren ons *op* het examen (uitdrukking voor focus).</p> <p>5. Zij schamen zich *voor* hun fouten (uitdrukking voor schaamte).</p> <p>6. Hij informeert zich *over* de nieuwe regels (uitdrukking voor informatie verzamelen).</p> <p>7. Jij bereidt je *voor* op het interview (uitdrukking voor voorbereiding).</p> <p>8. Wij twijfelen *aan* zijn eerlijkheid (uitdrukking voor twijfel).</p> <p>9. Zij bekommeren zich *om* hun zieke buurman (uitdrukking voor zorg).</p> <p>10. Hij maakt zich zorgen *over* zijn toekomst (uitdrukking voor bezorgdheid).</p>
 

Exercise 3

<p>1. Er freut sich *auf* das Wochenende (vooruit kijken naar).</p> <p>2. Wir müssen uns *an* die neuen Regeln halten (zich houden aan).</p> <p>3. Sie erinnert sich *an* ihre Kindheit (denken aan).</p> <p>4. Ich ärgere mich *über* den Lärm draußen (boos zijn over).</p> <p>5. Ihr bereitet euch *auf* die Prüfung vor (voorbereiden op).</p> <p>6. Sie interessiert sich *für* Kunst und Kultur (belangstelling hebben voor).</p> <p>7. Er entschuldigt sich *für* die Verspätung (sorry zeggen voor).</p> <p>8. Wir kümmern uns *um* die Gäste (zorg dragen voor).</p> <p>9. Sie unterhält sich *mit* ihrem Freund (gesprek voeren met).</p> <p>10. Ich wundere mich *über* das Ergebnis (verrast zijn door).</p>
 

Language Learning Made Fast and Easy with AI

Talkpal is AI-powered language teacher. master 57+ languages efficiently 5x faster with revolutionary technology.