Pick a language and start learning!
Preposities met steden Opdrachten in de Franse taal
Het beheersen van preposities in combinatie met steden is een cruciaal onderdeel van het leren van de Franse taal. Preposities zoals "à", "de" en "en" kunnen verwarrend zijn voor veel leerlingen, vooral omdat hun gebruik verschilt van het Nederlands. Door regelmatig te oefenen en vertrouwd te raken met deze grammaticale regels, kunnen studenten meer vertrouwen krijgen in hun taalvaardigheid en nauwkeuriger communiceren in het Frans.
In deze sectie vind je een reeks oefeningen die specifiek zijn ontworpen om je te helpen de juiste preposities te kiezen bij het praten over steden in het Frans. Of je nu een beginnende leerling bent of je kennis wilt opfrissen, deze oefeningen zullen je helpen om de subtiliteiten en nuances van Franse preposities beter te begrijpen. Neem de tijd om elke oefening zorgvuldig door te nemen en aarzel niet om terug te keren naar de basisregels indien nodig. Succes met je studie!
Exercise 1
<p>1. Zij woont *in* Amsterdam (prepositie voor locatie).</p>
<p>2. We gaan *naar* Parijs voor de vakantie (prepositie voor bestemming).</p>
<p>3. Hij komt *uit* Marseille (prepositie voor herkomst).</p>
<p>4. Ik reis *naar* Lyon met de trein (prepositie voor bestemming).</p>
<p>5. Ze studeert *in* Brussel (prepositie voor locatie).</p>
<p>6. We rijden *naar* Lille voor het weekend (prepositie voor bestemming).</p>
<p>7. Ze komt *uit* Nice (prepositie voor herkomst).</p>
<p>8. We hebben een hotel *in* Bordeaux geboekt (prepositie voor locatie).</p>
<p>9. Hij reist *naar* Toulouse voor zijn werk (prepositie voor bestemming).</p>
<p>10. Ik ben geboren *in* Nantes (prepositie voor locatie).</p>
Exercise 2
<p>1. Il habite *à* Paris (prepositie voor steden in het Frans).</p>
<p>2. Nous allons *à* Lyon ce week-end (prepositie voor beweging naar een stad).</p>
<p>3. Ils reviennent *de* Marseille demain (prepositie voor herkomst uit een stad).</p>
<p>4. Elle travaille *à* Bordeaux dans un restaurant (prepositie voor werken in een stad).</p>
<p>5. Je suis né *à* Lille (prepositie voor geboorteplaats).</p>
<p>6. Vous partez *pour* Nice bientôt (prepositie voor vertrek naar een bestemming).</p>
<p>7. Il étudie *à* Toulouse pour devenir médecin (prepositie voor studeren in een stad).</p>
<p>8. Nous arrivons *de* Nantes ce soir (prepositie voor aankomst uit een stad).</p>
<p>9. Elle a déménagé *à* Strasbourg l'année dernière (prepositie voor verhuizen naar een stad).</p>
<p>10. Ils ont passé leurs vacances *à* Montpellier (prepositie voor vakantie in een stad).</p>
Exercise 3
<p>1. Elle habite *à* Paris (voorzetsel dat aangeeft waar iemand woont).</p>
<p>2. Nous allons *à* Rome cet été (voorzetsel dat aangeeft waarheen iemand gaat).</p>
<p>3. Il est né *à* Lyon (voorzetsel dat aangeeft waar iemand geboren is).</p>
<p>4. Ils reviennent *de* Londres demain (voorzetsel dat aangeeft waarvandaan iemand komt).</p>
<p>5. Elle a déménagé *à* Berlin l'année dernière (voorzetsel dat aangeeft waarheen iemand is verhuisd).</p>
<p>6. Je vais *à* Tokyo pour les vacances (voorzetsel dat aangeeft waarheen iemand gaat).</p>
<p>7. Nous avons visité *à* Amsterdam l'année dernière (voorzetsel dat aangeeft waarheen iemand is gereisd).</p>
<p>8. Je suis *à* Bruxelles pour une conférence (voorzetsel dat aangeeft waar iemand is).</p>
<p>9. Ils ont envoyé une lettre *de* Madrid (voorzetsel dat aangeeft waarvandaan iets is verzonden).</p>
<p>10. Elle part *à* Lisbonne demain matin (voorzetsel dat aangeeft waarheen iemand vertrekt).</p>