Reflexieve voornaamwoorden Opdrachten in de Engelse taal

Reflexieve voornaamwoorden zijn een belangrijk onderdeel van de Nederlandse grammatica en komen vaak voor in dagelijkse communicatie. Deze voornaamwoorden worden gebruikt wanneer het onderwerp en het lijdend voorwerp van een zin hetzelfde zijn. Bijvoorbeeld, in de zin "Ik was me" is "me" het reflexieve voornaamwoord dat verwijst naar het onderwerp "ik". Het correct gebruik van reflexieve voornaamwoorden kan de helderheid en precisie van je zinnen verbeteren, en daarom is het essentieel om ze goed te begrijpen en te oefenen. In deze oefeningen krijg je de kans om je kennis van reflexieve voornaamwoorden te testen en te versterken. We bieden een reeks zinnen en contexten waarin je deze voornaamwoorden correct moet toepassen. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat je het gebruik van reflexieve voornaamwoorden steeds beter beheerst. Of je nu een beginner bent of je vaardigheden wilt aanscherpen, deze oefeningen helpen je om je grammaticale nauwkeurigheid in het Nederlands te verbeteren. Veel succes en plezier met de oefeningen!

Exercise 1 

<p>1. She looked at *herself* in the mirror (reflexief pronomen voor zij).</p> <p>2. He taught *himself* how to play the guitar (reflexief pronomen voor hij).</p> <p>3. They bought *themselves* new books for school (reflexief pronomen voor zij meervoud).</p> <p>4. I made *myself* a cup of coffee this morning (reflexief pronomen voor ik).</p> <p>5. You should give *yourself* more credit for your achievements (reflexief pronomen voor jij).</p> <p>6. The cat cleaned *itself* after the meal (reflexief pronomen voor het).</p> <p>7. We enjoyed *ourselves* at the party last night (reflexief pronomen voor wij).</p> <p>8. She often talks to *herself* when she’s nervous (reflexief pronomen voor zij).</p> <p>9. The children dressed *themselves* before going to school (reflexief pronomen voor zij meervoud).</p> <p>10. He reminded *himself* to buy groceries after work (reflexief pronomen voor hij).</p>
 

Exercise 2

<p>1. She looked at *herself* in the mirror (reflexive pronoun for 'she').</p> <p>2. They can do it by *themselves* without any help (reflexive pronoun for 'they').</p> <p>3. He taught *himself* to play the guitar (reflexive pronoun for 'he').</p> <p>4. We enjoyed *ourselves* at the party (reflexive pronoun for 'we').</p> <p>5. The cat cleaned *itself* after eating (reflexive pronoun for 'the cat').</p> <p>6. You should take care of *yourself* when you are sick (reflexive pronoun for 'you').</p> <p>7. She blames *herself* for the mistake (reflexive pronoun for 'she').</p> <p>8. They found *themselves* lost in the city (reflexive pronoun for 'they').</p> <p>9. He made *himself* a sandwich for lunch (reflexive pronoun for 'he').</p> <p>10. We gave *ourselves* a break after studying (reflexive pronoun for 'we').</p>
 

Exercise 3

<p>1. She looked at *herself* in the mirror (reflexive pronoun for 'she').</p> <p>2. The cat cleaned *itself* after eating (reflexive pronoun for 'the cat').</p> <p>3. They taught *themselves* how to play the guitar (reflexive pronoun for 'they').</p> <p>4. I made a sandwich for *myself* (reflexive pronoun for 'I').</p> <p>5. He hurt *himself* while playing football (reflexive pronoun for 'he').</p> <p>6. We enjoyed *ourselves* at the party (reflexive pronoun for 'we').</p> <p>7. You should be proud of *yourself* for your achievements (reflexive pronoun for 'you').</p> <p>8. The children entertained *themselves* with the new toys (reflexive pronoun for 'the children').</p> <p>9. She always talks to *herself* when she is nervous (reflexive pronoun for 'she').</p> <p>10. He bought a gift for *himself* on his birthday (reflexive pronoun for 'he').</p>
 

Language Learning Made Fast and Easy with AI

Talkpal is AI-powered language teacher. master 57+ languages efficiently 5x faster with revolutionary technology.