Tegenwoordig deelwoord Opdrachten in de Portugese taal

Het tegenwoordig deelwoord, ook wel bekend als het gerundium, is een belangrijk onderdeel van de Portugese grammatica. Het wordt gebruikt om acties of toestanden te beschrijven die gelijktijdig met de hoofdwerkwoorden plaatsvinden, vergelijkbaar met het Nederlandse gebruik van het gerundium. In het Portugees wordt het tegenwoordig deelwoord gevormd door de stam van het werkwoord te nemen en de uitgang -ando voor -ar werkwoorden, of -endo voor -er en -ir werkwoorden toe te voegen. Bijvoorbeeld, van het werkwoord "falar" (spreken) wordt het tegenwoordig deelwoord "falando" (sprekende), en van "comer" (eten) wordt het "comendo" (etende). Het begrijpen en correct gebruiken van het tegenwoordig deelwoord is cruciaal voor het beheersen van de Portugese taal, vooral in het vormen van complexe zinnen en het weergeven van gelijktijdige handelingen. Dit grammaticale element komt vaak voor in dagelijkse gesprekken, geschreven teksten en literatuur. In deze oefeningen zullen we ons richten op het herkennen, vormen en correct toepassen van het tegenwoordig deelwoord in verschillende contexten. Door middel van diverse interactieve opdrachten en voorbeelden, zul je je kennis en vaardigheid in het gebruik van het tegenwoordig deelwoord in het Portugees verbeteren.

Exercise 1 

<p>1. Ele está *correndo* no parque (werkwoord voor rennen).</p> <p>2. Ela está *cozinhando* o jantar para a família (werkwoord voor koken).</p> <p>3. Nós estamos *assistindo* a um filme interessante (werkwoord voor kijken).</p> <p>4. Eles estão *estudando* para a prova de amanhã (werkwoord voor leren).</p> <p>5. O gato está *dormindo* no sofá (werkwoord voor slapen).</p> <p>6. As crianças estão *brincando* no jardim (werkwoord voor spelen).</p> <p>7. Eu estou *lendo* um livro fascinante (werkwoord voor lezen).</p> <p>8. O professor está *explicando* a matéria difícil (werkwoord voor uitleggen).</p> <p>9. Nós estamos *viajando* para a praia no fim de semana (werkwoord voor reizen).</p> <p>10. Ela está *cantando* uma bela canção (werkwoord voor zingen).</p>
 

Exercise 2

<p>1. O menino está *brincando* no parque (werkwoord voor spelen).</p> <p>2. Ela está *escrevendo* uma carta para a amiga (werkwoord voor schrijven).</p> <p>3. Nós estamos *correndo* na maratona (werkwoord voor rennen).</p> <p>4. Eles estão *cantando* uma música juntos (werkwoord voor zingen).</p> <p>5. Eu estou *lendo* um livro interessante (werkwoord voor lezen).</p> <p>6. A professora está *explicando* a lição para os alunos (werkwoord voor uitleggen).</p> <p>7. Ela está *cozinhando* um jantar delicioso (werkwoord voor koken).</p> <p>8. O gato está *dormindo* no sofá (werkwoord voor slapen).</p> <p>9. Estamos *viajando* para um país exótico (werkwoord voor reizen).</p> <p>10. Ele está *trabalhando* em um projeto importante (werkwoord voor werken).</p>
 

Exercise 3

<p>1. Ele estava *andando* na rua quando começou a chover (tegenwoordig deelwoord van "andar").</p> <p>2. Ela ficou *esperando* pelo ônibus durante uma hora (tegenwoordig deelwoord van "esperar").</p> <p>3. Nós estamos *estudando* para o exame de amanhã (tegenwoordig deelwoord van "estudar").</p> <p>4. Eles estavam *trabalhando* no projeto até tarde da noite (tegenwoordig deelwoord van "trabalhar").</p> <p>5. Ele passou a tarde *cozinhando* um prato especial (tegenwoordig deelwoord van "cozinhar").</p> <p>6. A criança estava *brincando* no parque com seus amigos (tegenwoordig deelwoord van "brincar").</p> <p>7. O cão estava *latindo* para os estranhos na rua (tegenwoordig deelwoord van "latir").</p> <p>8. Ela estava *lendo* um livro interessante na biblioteca (tegenwoordig deelwoord van "ler").</p> <p>9. Eles ficaram *conversando* até tarde da noite (tegenwoordig deelwoord van "conversar").</p> <p>10. O gato estava *dormindo* no sofá quando chegamos (tegenwoordig deelwoord van "dormir").</p>
 

Language Learning Made Fast and Easy with AI

Talkpal is AI-powered language teacher. master 57+ languages efficiently 5x faster with revolutionary technology.