Pick a language and start learning!
Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden vormen Opdrachten in de Duitse taal
Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden vormen zijn een essentieel onderdeel van de Duitse grammatica, die ons helpen om verschillen en overeenkomsten tussen objecten, personen of situaties uit te drukken. Door het gebruik van vergelijkende vormen kunnen we duidelijk maken of iets groter, kleiner, mooier, lelijker, beter of slechter is dan iets anders. In het Duits zijn er specifieke regels en uitzonderingen die bepalen hoe deze vergelijkingen worden gevormd en toegepast, en een goed begrip hiervan is cruciaal voor het vloeiend spreken en schrijven van de taal.
In deze grammaticaoefeningen zullen we ons richten op zowel de basisregels als de complexere aspecten van de vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden in het Duits. Je krijgt de kans om je kennis te testen en te verdiepen door middel van diverse oefeningstypen, zoals invuloefeningen, zinnen herschrijven en meerkeuzevragen. Of je nu een beginner bent die net de basisprincipes leert of een gevorderde student die zijn vaardigheden verder wil verfijnen, deze oefeningen zullen je helpen om je taalvaardigheid te verbeteren en zelfverzekerder te worden in het gebruik van vergelijkende vormen in het Duits.
Exercise 1
<p>1. Mijn broer is *groter* dan ik. (bijvoeglijk naamwoord voor "meer lengte").</p>
<p>2. De film was *spannender* dan ik had verwacht. (bijvoeglijk naamwoord voor "meer spanning").</p>
<p>3. Deze taart is *zoeter* dan de vorige. (bijvoeglijk naamwoord voor "meer zoetigheid").</p>
<p>4. Het boek is *interessanter* dan de film. (bijvoeglijk naamwoord voor "meer interesse").</p>
<p>5. Haar nieuwe auto is *sneller* dan haar oude. (bijvoeglijk naamwoord voor "meer snelheid").</p>
<p>6. Dit huis is *duurder* dan ons vorige huis. (bijvoeglijk naamwoord voor "meer kosten").</p>
<p>7. Deze jas is *warmer* dan die andere. (bijvoeglijk naamwoord voor "meer warmte").</p>
<p>8. De lucht is *helderder* na de regen. (bijvoeglijk naamwoord voor "meer helderheid").</p>
<p>9. Zijn uitleg was *duidelijker* dan de vorige keer. (bijvoeglijk naamwoord voor "meer duidelijkheid").</p>
<p>10. Deze quiz is *makkelijker* dan de vorige. (bijvoeglijk naamwoord voor "meer gemak").</p>
Exercise 2
<p>1. Der Hund ist *größer* als die Katze (maat).</p>
<p>2. Mein Bruder ist *jünger* als ich (leeftijd).</p>
<p>3. Heute ist das Wetter *schlechter* als gestern (weer).</p>
<p>4. Dieses Buch ist *interessanter* als das andere (boek).</p>
<p>5. Deine Noten sind *besser* als meine (schoolresultaten).</p>
<p>6. Der Film war *länger* als erwartet (duur).</p>
<p>7. Der Kaffee hier ist *stärker* als in meinem Lieblingscafé (smaak).</p>
<p>8. Diese Aufgabe ist *einfacher* als die letzte (moeilijkheid).</p>
<p>9. Die Stadt ist *lauter* als das Dorf (geluid).</p>
<p>10. Mein neues Auto ist *schneller* als mein altes (snelheid).</p>
Exercise 3
<p>1. De kat is *sneller* dan de hond (Bijvoeglijk naamwoord voor snelheid).</p>
<p>2. Deze taart is *lekkerder* dan die van gisteren (Bijvoeglijk naamwoord voor smaak).</p>
<p>3. Het weer vandaag is *warmer* dan gisteren (Bijvoeglijk naamwoord voor temperatuur).</p>
<p>4. Mijn huis is *groter* dan jouw appartement (Bijvoeglijk naamwoord voor grootte).</p>
<p>5. Dit boek is *interessanter* dan dat boek (Bijvoeglijk naamwoord voor interesse).</p>
<p>6. De berg beklimmen was *moeilijker* dan ik had gedacht (Bijvoeglijk naamwoord voor moeilijkheid).</p>
<p>7. Deze auto is *sneller* dan mijn vorige auto (Bijvoeglijk naamwoord voor snelheid).</p>
<p>8. Het nieuwe restaurant is *goedkoper* dan het oude (Bijvoeglijk naamwoord voor prijs).</p>
<p>9. Deze film is *spannender* dan de vorige (Bijvoeglijk naamwoord voor spanning).</p>
<p>10. Zijn nieuwe baan is *uitdagender* dan de oude (Bijvoeglijk naamwoord voor uitdaging).</p>