Verschil tussen muito en muitos Opdrachten in de Portugese taal

Het verschil tussen "muito" en "muitos" kan voor veel Nederlandse sprekers die Portugees leren verwarrend zijn. Beide woorden betekenen "veel" in het Nederlands, maar hun gebruik hangt af van het geslacht en het aantal van het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen. "Muito" wordt gebruikt als het zelfstandig naamwoord enkelvoud en mannelijk is, terwijl "muitos" wordt gebruikt voor meervoudige, mannelijke zelfstandige naamwoorden. Deze grammaticale regels zijn essentieel om correct Portugees te kunnen spreken en schrijven. Daarnaast heb je ook "muita" en "muitas," die respectievelijk voor enkelvoudige en meervoudige vrouwelijke zelfstandige naamwoorden worden gebruikt. Het correct toepassen van deze vormen zorgt ervoor dat je zinnen grammaticaal juist zijn en beter worden begrepen door moedertaalsprekers. In deze oefeningen leer je hoe je "muito," "muitos," "muita," en "muitas" correct kunt gebruiken in verschillende contexten, zodat je je Portugese taalvaardigheid verder kunt ontwikkelen.

Exercise 1 

<p>1. Ela comeu *muitos* doces na festa (aantal). Clue: Veel snoepjes.</p> <p>2. Ele está *muito* cansado depois da corrida (graad). Clue: Erg vermoeid.</p> <p>3. Nós temos *muitos* livros em casa (aantal). Clue: Veel boeken.</p> <p>4. A Maria é *muito* inteligente (graad). Clue: Erg slim.</p> <p>5. Há *muitos* carros na rua hoje (aantal). Clue: Veel auto's.</p> <p>6. O João gosta *muito* de jogar futebol (graad). Clue: Erg leuk vinden.</p> <p>7. Eles têm *muitos* amigos na cidade (aantal). Clue: Veel vrienden.</p> <p>8. A Ana está *muito* feliz com a notícia (graad). Clue: Erg blij.</p> <p>9. Compramos *muitos* presentes para o aniversário (aantal). Clue: Veel cadeaus.</p> <p>10. Ele fala *muito* bem inglês (graad). Clue: Erg goed spreken.</p>
 

Exercise 2

<p>1. Eu tenho *muitos* livros na minha estante (aantal boeken).</p> <p>2. Ela está *muito* feliz com o presente (gevoelens).</p> <p>3. Nós vimos *muitos* pássaros no parque ontem (aantal vogels).</p> <p>4. Ele comeu *muito* arroz no almoço (hoeveelheid voedsel).</p> <p>5. Há *muitos* carros na rua hoje (aantal auto's).</p> <p>6. Ela gastou *muito* dinheiro nas compras (hoeveelheid geld).</p> <p>7. Eles têm *muitos* amigos na escola (aantal vrienden).</p> <p>8. O filme foi *muito* interessante (mate van interesse).</p> <p>9. Nós caminhamos *muito* durante a viagem (hoeveelheid lopen).</p> <p>10. Há *muitos* problemas para resolver (aantal problemen).</p>
 

Exercise 3

<p>1. Ele tem *muito* trabalho para fazer. (hoeveelheid werk)</p> <p>2. Há *muitos* livros na estante. (meervoud van boek)</p> <p>3. Ela comeu *muito* bolo na festa. (hoeveelheid taart)</p> <p>4. Eles têm *muitos* amigos na escola. (meervoud van vriend)</p> <p>5. Nós vimos *muito* movimento na rua ontem. (hoeveelheid beweging)</p> <p>6. Há *muitos* carros estacionados na rua. (meervoud van auto)</p> <p>7. Ele gastou *muito* dinheiro na viagem. (hoeveelheid geld)</p> <p>8. Eles têm *muitos* problemas para resolver. (meervoud van probleem)</p> <p>9. Ela comprou *muito* leite no supermercado. (hoeveelheid melk)</p> <p>10. Existem *muitos* pássaros no parque. (meervoud van vogel)</p>
 

Language Learning Made Fast and Easy with AI

Talkpal is AI-powered language teacher. master 57+ languages efficiently 5x faster with revolutionary technology.