Pick a language and start learning!
Voegwoorden voor contrast Opdrachten in de Portugese taal
Voegwoorden voor contrast zijn essentieel om zinnen en ideeën in een tekst te verbinden terwijl je een tegenstellend element toevoegt. In het Nederlands gebruiken we verschillende voegwoorden om contrast aan te geven, zoals 'maar', 'hoewel', 'terwijl', 'daarentegen', en 'toch'. Deze voegwoorden helpen ons om nuances aan te brengen in onze uitspraken en om duidelijkere en rijkere zinnen te vormen. Door het juiste gebruik van deze voegwoorden kunnen we onze communicatie verbeteren en onze gedachten preciezer uitdrukken.
In deze oefeningen richten we ons op het correct toepassen van voegwoorden voor contrast in verschillende contexten. Je zult door middel van gevarieerde zinnen en teksten ontdekken hoe elk voegwoord een unieke rol speelt en hoe je ze kunt gebruiken om tegenstellingen effectief uit te drukken. Of je nu een beginner bent die de basisprincipes wil leren, of een gevorderde spreker die zijn kennis wil verfijnen, deze oefeningen bieden waardevolle praktijkervaring om je taalvaardigheid te verbeteren.
Exercise 1
<p>1. Ele queria ir ao cinema, *mas* não tinha dinheiro. (clue: tegenstelling)</p>
<p>2. Eu gosto de chocolate, *porém* prefiro sorvete. (clue: tegenstelling)</p>
<p>3. Ela é muito inteligente, *no entanto* às vezes comete erros. (clue: tegenstelling)</p>
<p>4. Estávamos cansados, *mas* continuamos a caminhada. (clue: tegenstelling)</p>
<p>5. Ele é jovem, *entretanto* tem muita experiência. (clue: tegenstelling)</p>
<p>6. Eles são ricos, *contudo* não são felizes. (clue: tegenstelling)</p>
<p>7. Ele estudou bastante, *todavia* não passou no exame. (clue: tegenstelling)</p>
<p>8. Nós queríamos sair, *porém* começou a chover. (clue: tegenstelling)</p>
<p>9. Ela é muito simpática, *mas* às vezes é impaciente. (clue: tegenstelling)</p>
<p>10. O carro é velho, *entretanto* funciona bem. (clue: tegenstelling)</p>
Exercise 2
<p>1. Hij wilde naar het feest gaan, *maar* hij voelde zich niet goed (voegwoord voor contrast).</p>
<p>2. Ze is erg intelligent, *toch* maakt ze soms domme fouten (voegwoord voor contrast).</p>
<p>3. Ik heb de hele nacht gestudeerd, *maar* ik ben nog steeds niet voorbereid (voegwoord voor contrast).</p>
<p>4. We hebben veel geld uitgegeven, *maar* we hebben niet veel plezier gehad (voegwoord voor contrast).</p>
<p>5. De zon schijnt, *maar* het is toch koud buiten (voegwoord voor contrast).</p>
<p>6. Hij werkt hard, *toch* krijgt hij niet de erkenning die hij verdient (voegwoord voor contrast).</p>
<p>7. Ze houdt van lezen, *maar* ze heeft geen tijd om boeken te lezen (voegwoord voor contrast).</p>
<p>8. We hebben alles geprobeerd, *maar* niets werkt (voegwoord voor contrast).</p>
<p>9. Ze zijn goede vrienden, *toch* zien ze elkaar zelden (voegwoord voor contrast).</p>
<p>10. Hij is rijk, *maar* hij is niet gelukkig (voegwoord voor contrast).</p>
Exercise 3
<p>1. Ele é muito inteligente, *mas* não estuda muito (tegenstelling).</p>
<p>2. Gosto de viajar, *porém* odeio fazer malas (contrast).</p>
<p>3. Ela é muito rápida, *todavia* comete muitos erros (contrast).</p>
<p>4. Eles queriam sair, *contudo* estava chovendo (tegenstelling).</p>
<p>5. Ele trabalha bastante, *no entanto* não ganha bem (contrast).</p>
<p>6. Queria ir ao cinema, *mas* estava sem dinheiro (tegenstelling).</p>
<p>7. Ele é simpático, *porém* um pouco tímido (contrast).</p>
<p>8. Gosto de doces, *todavia* estou de dieta (tegenstelling).</p>
<p>9. Ela estuda muito, *contudo* não passa nas provas (contrast).</p>
<p>10. Ele é forte, *no entanto* não consegue levantar esse peso (tegenstelling).</p>