Pick a language and start learning!
Voltooid Verleden Tijd Opdrachten in de Franse taal
De voltooid verleden tijd, ook wel bekend als de passé composé in het Frans, is een essentiële werkwoordstijd die vaak wordt gebruikt om afgeronde handelingen in het verleden te beschrijven. Het beheersen van deze tijd is cruciaal voor het correct communiceren van gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan en nu voltooid zijn. In het Frans wordt de passé composé gevormd door een hulpwerkwoord, meestal 'avoir' of 'être', in de tegenwoordige tijd te combineren met het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Deze structuur kan in het begin verwarrend zijn voor Nederlandstalige leerlingen, maar met oefening wordt het een tweede natuur.
Onze grammaticaoefeningen zijn speciaal ontworpen om je te helpen vertrouwd te raken met de nuances van de passé composé. We bieden een reeks oefeningen aan die variëren in moeilijkheidsgraad, van basis tot gevorderd, zodat je stap voor stap je vaardigheden kunt verbeteren. Of je nu net begint met het leren van Frans of je kennis wilt opfrissen, onze oefeningen bieden de perfecte gelegenheid om te oefenen met het vormen en gebruiken van de voltooid verleden tijd in verschillende contexten. Duik in de oefeningen en ontdek hoe je deze belangrijke grammaticale tijd meester kunt worden.
Exercise 1
<p>1. Marie heeft haar boek *gelezen* (verbum voor lezen).</p>
<p>2. Wij hebben de hele dag *gewandeld* (verbum voor wandelen).</p>
<p>3. Hij heeft zijn huiswerk *gemaakt* (verbum voor maken).</p>
<p>4. Jullie hebben gisteren lekker *gekookt* (verbum voor koken).</p>
<p>5. Ik heb een mooie foto *genomen* (verbum voor nemen).</p>
<p>6. Zij hebben de film al *gezien* (verbum voor zien).</p>
<p>7. We hebben samen een taart *gebakken* (verbum voor bakken).</p>
<p>8. Ze heeft een brief naar haar vriend *geschreven* (verbum voor schrijven).</p>
<p>9. Hij heeft zijn kamer netjes *opgeruimd* (verbum voor opruimen).</p>
<p>10. Jij hebt het hele verhaal aan ons *verteld* (verbum voor vertellen).</p>
Exercise 2
<p>1. Marie heeft gisteren *gewerkt* (werkwoord voor werk).</p>
<p>2. Wij zijn naar Parijs *gegaan* (werkwoord voor beweging).</p>
<p>3. Zij hebben hun huiswerk *gemaakt* (werkwoord voor creatie).</p>
<p>4. Hij heeft zijn vrienden *gezien* (werkwoord voor waarneming).</p>
<p>5. Ik heb een mooie foto *genomen* (werkwoord voor actie met camera).</p>
<p>6. Jullie hebben een boek *gelezen* (werkwoord voor activiteit met tekst).</p>
<p>7. De kinderen hebben in het park *gespeeld* (werkwoord voor activiteit buiten).</p>
<p>8. We hebben een nieuwe auto *gekocht* (werkwoord voor transactie).</p>
<p>9. Zij heeft een lied *gezongen* (werkwoord voor muziek).</p>
<p>10. Hij heeft de waarheid *verteld* (werkwoord voor communicatie).</p>
Exercise 3
<p>1. Hij heeft de hele nacht *geslapen* (werkwoord voor rust).</p>
<p>2. Zij heeft haar huiswerk *gemaakt* (werkwoord voor afmaken).</p>
<p>3. Wij hebben gisteren de film *gezien* (werkwoord voor waarnemen met ogen).</p>
<p>4. Jullie hebben een mooi cadeau *gekocht* (werkwoord voor aanschaffen).</p>
<p>5. Ik heb de auto naar de garage *gebracht* (werkwoord voor verplaatsen).</p>
<p>6. Zij heeft het boek al drie keer *gelezen* (werkwoord voor lezen).</p>
<p>7. Hij heeft zijn sleutels *verloren* (werkwoord voor kwijtraken).</p>
<p>8. Wij hebben een heerlijke maaltijd *gekookt* (werkwoord voor bereiden van eten).</p>
<p>9. Ik heb de wedstrijd *gewonnen* (werkwoord voor triomferen).</p>
<p>10. Zij hebben het huis *geschilderd* (werkwoord voor verven).</p>