Pick a language and start learning!
Voltooide Verleden Tijd vs. Onvoltooid Verleden Tijd Opdrachten in de Spaanse taal
In het Spaans zijn de Voltooide Verleden Tijd (pretérito perfecto) en Onvoltooid Verleden Tijd (pretérito imperfecto) essentiële werkwoordstijden die vaak voor verwarring zorgen bij Nederlandse sprekers. Beide tijden worden gebruikt om over gebeurtenissen in het verleden te praten, maar ze hebben verschillende functies en nuances. De Voltooide Verleden Tijd wordt gebruikt om acties te beschrijven die volledig zijn afgerond en vaak relevant zijn voor het heden, zoals "Ik heb gegeten" (He comido). Aan de andere kant wordt de Onvoltooid Verleden Tijd gebruikt om voortdurende, herhaalde of gewoonteacties in het verleden te beschrijven, zoals "Ik at" (Comía).
Het begrijpen van het verschil tussen deze twee tijden is cruciaal voor een nauwkeurige en vloeiende communicatie in het Spaans. In deze sectie vind je oefeningen die je helpen om het gebruik van de Voltooide Verleden Tijd en Onvoltooid Verleden Tijd te beheersen. Door middel van praktijkvoorbeelden en gerichte oefeningen zul je leren wanneer en hoe je elke tijd correct moet toepassen, wat je Spaanse taalvaardigheid aanzienlijk zal verbeteren.
Exercise 1
<p>1. Maria *at* veel ijs gisteren (gisteren).</p>
<p>2. Hij *heeft* zijn huiswerk al gemaakt (al gemaakt).</p>
<p>3. Wij *gingen* naar het strand toen de zon nog scheen (toen de zon nog scheen).</p>
<p>4. Ze *is* al drie keer naar Spanje geweest (al drie keer).</p>
<p>5. Jullie *hebben* een mooie foto genomen tijdens de vakantie (tijdens de vakantie).</p>
<p>6. Vorig jaar *werd* hij kampioen (vorig jaar).</p>
<p>7. We *hebben* het nieuwe restaurant vorige week bezocht (vorige week).</p>
<p>8. Hij *heeft* zijn sleutel verloren en kon niet naar binnen (zijn sleutel verloren).</p>
<p>9. De kinderen *speelden* in de tuin toen het begon te regenen (toen het begon te regenen).</p>
<p>10. Ze *is* al een uur aan het wachten op de bus (al een uur).</p>
Exercise 2
<p>1. Hij *schreef* een brief aan zijn vriend toen hij jong was (actie in het verleden).</p>
<p>2. Zij *was* gisteren aan het werken toen ik haar zag (beschrijving van een situatie in het verleden).</p>
<p>3. Wij *hebben* de hele dag in het park doorgebracht (actie die in het verleden is voltooid).</p>
<p>4. Jij *at* altijd ijs in de zomer als kind (gewoonte in het verleden).</p>
<p>5. Jullie *zijn* vorige week naar de bioscoop geweest (actie die in het verleden is afgerond).</p>
<p>6. Hij *las* een boek toen de telefoon ging (doorlopende actie in het verleden).</p>
<p>7. Wij *hebben* net de afwas gedaan (actie die recent is afgerond).</p>
<p>8. Zij *hadden* een hond toen ze in Spanje woonden (bezit in het verleden).</p>
<p>9. Jij *bent* altijd heel netjes geweest (permanente eigenschap in het verleden).</p>
<p>10. Ik *heb* het huis schoongemaakt voordat je thuiskwam (actie die plaatsvond voor een andere actie in het verleden).</p>
Exercise 3
<p>1. Ayer *comí* una deliciosa paella en el restaurante. (actie voltooid in het verleden)</p>
<p>2. Mientras *estudiaba*, mi amigo me llamó por teléfono. (handeling in het verleden die een andere handeling onderbrak)</p>
<p>3. *He visitado* Barcelona tres veces. (ervaring tot nu toe)</p>
<p>4. Cuando era niño, siempre *jugaba* en el parque con mis amigos. (gewoonte in het verleden)</p>
<p>5. Esta mañana *he perdido* mis llaves y no las encuentro. (gebeurtenis in de nabije verleden met resultaat nu)</p>
<p>6. El año pasado *viajé* a Argentina por primera vez. (eenmalige actie in het verleden)</p>
<p>7. Cuando llegué a casa, mi madre *estaba cocinando*. (handeling in het verleden die bezig was toen een andere handeling gebeurde)</p>
<p>8. *Hemos terminado* el proyecto esta semana. (actie voltooid in een tijdsperiode die nog niet afgelopen is)</p>
<p>9. Cuando yo *era* pequeño, mi familia y yo siempre íbamos de vacaciones a la playa. (gewoonte in het verleden)</p>
<p>10. *Ha llovido* mucho últimamente. (gebeurtenis in de nabije verleden met effect nu)</p>