Vroeger verleden tijd Opdrachten in de Italiaanse taal

De Italiaanse taal kent verschillende tijden om acties en gebeurtenissen in het verleden te beschrijven. Een van de belangrijke tijden is de "vroeger verleden tijd", ook wel bekend als de imperfetto. Deze tijd wordt gebruikt om gewoonten, herhaalde acties en situaties in het verleden te beschrijven. Het is vergelijkbaar met de Nederlandse "onvoltooid verleden tijd". Door deze tijd goed te beheersen, kun je meer nuances en precisie in je Italiaanse vertellingen brengen en een vloeiendere conversatie voeren. In deze oefeningen zullen we ons richten op het correct toepassen van de imperfetto in verschillende contexten. Je zult leren hoe je zinnen kunt vormen waarin je dagelijkse activiteiten, beschrijvingen van mensen en plaatsen, en herhaalde gebeurtenissen uit het verleden kunt beschrijven. Door middel van diverse oefeningen, zoals invuloefeningen, vertaalopdrachten en het schrijven van korte verhaaltjes, krijg je de kans om deze grammaticale tijd te oefenen en te perfectioneren. Laten we beginnen met het verkennen van de fascinerende wereld van de Italiaanse vroeger verleden tijd!

Exercise 1 

<p>1. Gisteren *ging* hij naar de bioscoop (verleden tijd van "gaan").</p> <p>2. Toen ik klein was, *speelde* ik vaak in de tuin (verleden tijd van "spelen").</p> <p>3. Vorige week *aten* we pizza in dat nieuwe restaurant (verleden tijd van "eten").</p> <p>4. Hij *kocht* een nieuwe auto vorig jaar (verleden tijd van "kopen").</p> <p>5. Zij *schreef* een brief aan haar oma (verleden tijd van "schrijven").</p> <p>6. Tijdens de vakantie *zwommen* we elke dag in de zee (verleden tijd van "zwemmen").</p> <p>7. Twee jaar geleden *woonde* hij in Rome (verleden tijd van "wonen").</p> <p>8. Wij *deden* onze boodschappen op zaterdag (verleden tijd van "doen").</p> <p>9. Zij *las* een spannend boek tijdens de vlucht (verleden tijd van "lezen").</p> <p>10. Hij *bracht* de kinderen naar school (verleden tijd van "brengen").</p>
 

Exercise 2

<p>1. Quando *ero* piccolo, giocavo sempre a calcio. (verleden tijd van zijn)</p> <p>2. L'anno scorso, *andavamo* in vacanza in Italia. (verleden tijd van gaan)</p> <p>3. Quando ero bambino, mia madre *preparava* sempre la cena. (verleden tijd van bereiden)</p> <p>4. Ogni estate, noi *visitavamo* i nostri nonni in campagna. (verleden tijd van bezoeken)</p> <p>5. Da giovane, *leggevo* molti libri. (verleden tijd van lezen)</p> <p>6. Quando vivevo a Roma, *prendevo* l'autobus ogni giorno. (verleden tijd van nemen)</p> <p>7. Durante l'università, *studiavo* fino a tardi ogni sera. (verleden tijd van studeren)</p> <p>8. Quando eravamo bambini, *giocavamo* spesso nel parco. (verleden tijd van spelen)</p> <p>9. Mio padre *lavorava* in una grande azienda quando ero piccolo. (verleden tijd van werken)</p> <p>10. Da giovane, mia sorella *suonava* il pianoforte. (verleden tijd van bespelen van een muziekinstrument)</p>
 

Exercise 3

<p>1. Maria *cantava* ogni giorno nella sua stanza (werkwoord: zingen).</p> <p>2. Quando ero piccolo, *andavo* spesso al parco con i miei amici (werkwoord: gaan).</p> <p>3. Ogni estate la mia famiglia *viaggiava* in Italia (werkwoord: reizen).</p> <p>4. Lui *giocava* a calcio tutte le domeniche (werkwoord: spelen).</p> <p>5. Da bambino, Gianni *leggeva* molti libri (werkwoord: lezen).</p> <p>6. Ogni mattina, mia nonna *preparava* la colazione per tutta la famiglia (werkwoord: klaarmaken).</p> <p>7. Quando vivevamo in campagna, *coltivavamo* verdure nell'orto (werkwoord: verbouwen).</p> <p>8. Durante le vacanze estive, *nuotavamo* nel lago vicino a casa nostra (werkwoord: zwemmen).</p> <p>9. Quando ero a scuola, *scrivevo* lettere agli amici (werkwoord: schrijven).</p> <p>10. Ogni sera, prima di andare a letto, *guardavo* un film con mia sorella (werkwoord: kijken).</p>
 

Language Learning Made Fast and Easy with AI

Talkpal is AI-powered language teacher. master 57+ languages efficiently 5x faster with revolutionary technology.