Pick a language and start learning!
Werkwoorden met voorzetsels Opdrachten in de Portugese taal
Werkwoorden met voorzetsels zijn een cruciaal onderdeel van de Nederlandse taal en kunnen soms verwarrend zijn voor mensen die Nederlands leren. Deze werkwoorden combineren met specifieke voorzetsels om een unieke betekenis te creëren, die vaak niet letterlijk kan worden vertaald naar andere talen zoals het Portugees. Het begrijpen en correct gebruiken van deze combinaties is essentieel voor vloeiend en nauwkeurig communiceren in het Nederlands. In deze sectie bieden we een reeks oefeningen aan die je zullen helpen om deze complexe taalkundige structuren onder de knie te krijgen.
Onze oefeningen zijn ontworpen om je stap voor stap te begeleiden, beginnend met de basis en geleidelijk overgaand naar meer geavanceerde zinnen. We hebben een verscheidenheid aan activiteiten samengesteld, waaronder invuloefeningen, zinsconstructie en contextuele toepassingen. Door deze oefeningen regelmatig te oefenen, zul je merken dat je meer vertrouwen krijgt in het gebruik van werkwoorden met voorzetsels, wat je algemene taalvaardigheid aanzienlijk zal verbeteren. Bovendien zullen deze oefeningen je helpen om de nuances van de Nederlandse taal beter te begrijpen en toe te passen in alledaagse gesprekken.
Exercise 1
<p>1. Hij wacht al een uur *op* de bus (wachten + prepositie).</p>
<p>2. Maria denkt vaak *aan* haar jeugd (denken + prepositie).</p>
<p>3. We moeten ons *voor* de vergadering voorbereiden (voorbereiden + prepositie).</p>
<p>4. Pedro is boos *op* zijn collega (boos + prepositie).</p>
<p>5. Zij hebben zich ingeschreven *voor* de cursus (inschrijven + prepositie).</p>
<p>6. De kinderen spelen graag *met* hun vrienden in het park (spelen + prepositie).</p>
<p>7. Hij is verliefd *op* haar sinds de middelbare school (verliefd + prepositie).</p>
<p>8. De leraar legt het verschil *tussen* de twee woorden uit (verschil + prepositie).</p>
<p>9. Zij praat vaak *over* haar hobby's (praten + prepositie).</p>
<p>10. Wij zijn verantwoordelijk *voor* het project (verantwoordelijk + prepositie).</p>
Exercise 2
<p>1. Ela está *zorgen* voor haar jongere broer. (werkwoord voor zorgen)</p>
<p>2. Hij moet zich *voorbereiden* op het examen. (werkwoord voor voorbereiden)</p>
<p>3. We kunnen altijd *rekenen* op zijn hulp. (werkwoord voor rekenen)</p>
<p>4. Zij heeft zich *ingeschreven* voor de cursus. (werkwoord voor inschrijven)</p>
<p>5. Hij heeft veel tijd *besteed* aan het lezen van boeken. (werkwoord voor besteden)</p>
<p>6. Zij *wacht* op haar vriend bij het station. (werkwoord voor wachten)</p>
<p>7. Hij is altijd *geïnteresseerd* in geschiedenis. (werkwoord voor interesseren)</p>
<p>8. Ik moet nog *nadenken* over het aanbod. (werkwoord voor nadenken)</p>
<p>9. Zij *klaagt* over het slechte weer. (werkwoord voor klagen)</p>
<p>10. Wij *zochten* naar een oplossing voor het probleem. (werkwoord voor zoeken)</p>
Exercise 3
<p>1. Ele sonha *com* grandes aventuras. (voorzetsel voor dromen)</p>
<p>2. Ela se apaixonou *por* ele à primeira vista. (voorzetsel voor verliefd worden)</p>
<p>3. Nós estamos esperando *por* uma resposta. (voorzetsel voor wachten)</p>
<p>4. Eu estou interessada *em* aprender português. (voorzetsel voor geïnteresseerd zijn)</p>
<p>5. Eles se queixam *de* tudo. (voorzetsel voor klagen)</p>
<p>6. Ela se acostumou *a* viver na cidade grande. (voorzetsel voor wennen)</p>
<p>7. Ele conta *com* seus amigos para ajuda. (voorzetsel voor rekenen op)</p>
<p>8. Eu sempre penso *em* você. (voorzetsel voor denken aan)</p>
<p>9. Nós lutamos *contra* a injustiça. (voorzetsel voor vechten tegen)</p>
<p>10. Ela cuida *de* seus avós idosos. (voorzetsel voor zorgen voor)</p>