Als je Frans leert, kom je al snel de woorden “plus” en “moins” tegen. Deze woorden zijn essentieel in de Franse taal, omdat ze gebruikt worden om vergelijkingen te maken, hoeveelheden aan te geven en zelfs om wiskundige berekeningen uit te voeren. In dit artikel gaan we dieper in op het gebruik van “plus” en “moins” in verschillende contexten binnen de Franse grammatica.
Vergelijkingen maken
Een van de meest voorkomende toepassingen van “plus” en “moins” is bij het maken van vergelijkingen. Dit gebeurt op dezelfde manier als in het Nederlands, waarbij je aangeeft dat iets meer of minder is dan iets anders.
Meer dan – “plus que”
Wanneer je wilt aangeven dat iets meer is dan iets anders, gebruik je “plus” gevolgd door “que”. Hier zijn enkele voorbeelden:
– Marie est plus intelligente que Jean. (Marie is intelligenter dan Jean.)
– Ce film est plus intéressant que l’autre. (Deze film is interessanter dan de andere.)
Minder dan – “moins que”
Op dezelfde manier gebruik je “moins” gevolgd door “que” om aan te geven dat iets minder is dan iets anders:
– Paul est moins grand que son frère. (Paul is minder groot dan zijn broer.)
– Ce livre est moins cher que celui-là. (Dit boek is minder duur dan dat.)
Hoeveelheden aangeven
Naast vergelijkingen worden “plus” en “moins” ook vaak gebruikt om hoeveelheden aan te geven, zowel in positieve als in negatieve zin.
Meer – “plus de”
Wanneer je wilt zeggen dat er meer van iets is, gebruik je “plus de”:
– Il y a plus de gens dans le parc aujourd’hui. (Er zijn meer mensen in het park vandaag.)
– J’ai besoin de plus de temps pour finir ce travail. (Ik heb meer tijd nodig om dit werk af te maken.)
Minder – “moins de”
Om aan te geven dat er minder van iets is, gebruik je “moins de”:
– Il y a moins de voitures dans la rue la nuit. (Er zijn minder auto’s op straat ‘s nachts.)
– J’ai moins de devoirs cette semaine. (Ik heb minder huiswerk deze week.)
Wiskundige context
In wiskundige contexten zijn “plus” en “moins” eenvoudig te begrijpen. Ze worden gebruikt zoals je zou verwachten bij optellen en aftrekken.
Optellen – “plus”
Bij optellen gebruik je “plus”:
– Deux plus trois égale cinq. (Twee plus drie is vijf.)
– Cinq plus sept font douze. (Vijf plus zeven is twaalf.)
Aftrekken – “moins”
Bij aftrekken gebruik je “moins”:
– Dix moins quatre égale six. (Tien min vier is zes.)
– Vingt moins neuf font onze. (Twintig min negen is elf.)
Specifieke grammaticale constructies
Er zijn ook enkele specifieke grammaticale constructies waarin “plus” en “moins” een rol spelen. Laten we een paar van deze constructies bekijken.
De overtreffende trap
In de overtreffende trap worden “plus” en “moins” gebruikt om het hoogste of laagste niveau van een eigenschap aan te geven.
– Marie est la plus intelligente de la classe. (Marie is de intelligentste van de klas.)
– Ce film est le plus intéressant que j’ai vu. (Deze film is de interessantste die ik heb gezien.)
– Paul est le moins grand de la famille. (Paul is de kleinste van de familie.)
– C’est le livre le moins cher de la librairie. (Dit is het goedkoopste boek van de boekhandel.)
Versterking of verzwakking van bijvoeglijke naamwoorden
In sommige gevallen kunnen “plus” en “moins” worden gebruikt om bijvoeglijke naamwoorden te versterken of te verzwakken.
– Cette solution est plus facile que je ne le pensais. (Deze oplossing is makkelijker dan ik dacht.)
– Ce problème est moins compliqué qu’il n’y paraît. (Dit probleem is minder gecompliceerd dan het lijkt.)
Gebruik in negatieve zinnen
In negatieve zinnen hebben “plus” en “moins” vaak een iets andere betekenis. Vooral “plus” kan een valkuil zijn voor beginners, omdat het ook “niet meer” kan betekenen.
Niet meer – “ne … plus”
Wanneer “plus” in een negatieve zin wordt gebruikt, betekent het “niet meer”:
– Je ne veux plus de café. (Ik wil geen koffie meer.)
– Il ne travaille plus ici. (Hij werkt hier niet meer.)
Nog steeds minder – “ne … plus moins”
Hoewel minder vaak gebruikt, kan “moins” in negatieve zinnen ook voorkomen om aan te geven dat iets nog steeds minder is:
– Il n‘y a plus moins de neige qu’avant. (Er is nog steeds minder sneeuw dan voorheen.)
Gebruik in spreektaal
In de spreektaal kan het gebruik van “plus” en “moins” soms variëren, vooral in informele situaties. Hier zijn enkele voorbeelden van hoe deze woorden in het dagelijks taalgebruik kunnen voorkomen.
Plus als versterking
In informele contexten kan “plus” worden gebruikt om iets te versterken, vergelijkbaar met het Engelse “more” of “extra”:
– C’est plus sympa ici. (Het is hier veel leuker.)
– Je suis plus que prêt pour les vacances. (Ik ben meer dan klaar voor de vakantie.)
Moins in informele context
Hoewel minder gebruikelijk, kan “moins” ook in informele contexten voorkomen om iets te verzwakken:
– C’est moins grave que je pensais. (Het is minder erg dan ik dacht.)
– On est moins stressé en vacances. (We zijn minder gestrest op vakantie.)
Conclusie
Het gebruik van “plus” en “moins” in het Frans is veelzijdig en essentieel voor het beheersen van de taal. Of je nu vergelijkingen maakt, hoeveelheden aangeeft, wiskundige berekeningen uitvoert of specifieke grammaticale constructies gebruikt, deze woorden komen overal terug. Door de hierboven beschreven regels en voorbeelden te volgen, zul je een beter begrip krijgen van hoe je “plus” en “moins” correct kunt gebruiken in verschillende contexten.
Blijf oefenen en probeer deze woorden in je dagelijkse gesprekken en schriftelijke oefeningen te integreren. Het beheersen van deze termen zal je niet alleen helpen vloeiender Frans te spreken, maar ook je begrip van de Franse grammatica in het algemeen verdiepen. Bonne chance!