De Portugese taal heeft een rijke en complexe grammatica, waarin verschillende tijden en vervoegingen een belangrijke rol spelen. Een van de meest gebruikte tijden is de onvoltooid verleden tijd, ook wel bekend als de ‘pretérito imperfeito’. In dit artikel bespreken we de vervoeging van de onvoltooid verleden tijd in de Portugese grammatica, met aandacht voor de regelmatige en onregelmatige werkwoorden, het gebruik en de nuances van deze tijd.
Wat is de onvoltooid verleden tijd?
De onvoltooid verleden tijd (pretérito imperfeito) wordt in het Portugees gebruikt om een actie of toestand in het verleden te beschrijven die niet is afgesloten of die herhaaldelijk plaatsvond. Het geeft dus een zekere mate van continuïteit of herhaling aan in het verleden. Denk bijvoorbeeld aan zinnen als “Ik speelde altijd buiten toen ik een kind was” of “Hij las een boek toen de telefoon ging.”
Vervoeging van regelmatige werkwoorden
In het Portugees zijn er drie groepen regelmatige werkwoorden, afhankelijk van hun infinitiefuitgang: -ar, -er en -ir. Elk van deze groepen heeft zijn eigen set vervoegingen in de onvoltooid verleden tijd.
Regelmatige werkwoorden op -ar
Voor werkwoorden die eindigen op -ar, zoals ‘falar’ (spreken), zijn de vervoegingen als volgt:
– Eu falava (ik sprak)
– Tu falavas (jij sprak)
– Ele/Ela falava (hij/zij sprak)
– Nós falávamos (wij spraken)
– Vós faláveis (jullie spraken)
– Eles/Elas falavam (zij spraken)
Regelmatige werkwoorden op -er
Voor werkwoorden die eindigen op -er, zoals ‘comer’ (eten), zijn de vervoegingen als volgt:
– Eu comia (ik at)
– Tu comias (jij at)
– Ele/Ela comia (hij/zij at)
– Nós comíamos (wij aten)
– Vós comíeis (jullie aten)
– Eles/Elas comiam (zij aten)
Regelmatige werkwoorden op -ir
Voor werkwoorden die eindigen op -ir, zoals ‘partir’ (vertrekken), zijn de vervoegingen als volgt:
– Eu partia (ik vertrok)
– Tu partias (jij vertrok)
– Ele/Ela partia (hij/zij vertrok)
– Nós partíamos (wij vertrokken)
– Vós partíeis (jullie vertrokken)
– Eles/Elas partiam (zij vertrokken)
Vervoeging van onregelmatige werkwoorden
Naast de regelmatige werkwoorden zijn er in het Portugees ook onregelmatige werkwoorden die niet volgens de standaardregels worden vervoegd. Hier zijn enkele veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden en hun vervoegingen in de onvoltooid verleden tijd:
Ser (zijn)
– Eu era (ik was)
– Tu eras (jij was)
– Ele/Ela era (hij/zij was)
– Nós éramos (wij waren)
– Vós éreis (jullie waren)
– Eles/Elas eram (zij waren)
Ter (hebben)
– Eu tinha (ik had)
– Tu tinhas (jij had)
– Ele/Ela tinha (hij/zij had)
– Nós tínhamos (wij hadden)
– Vós tínheis (jullie hadden)
– Eles/Elas tinham (zij hadden)
Vir (komen)
– Eu vinha (ik kwam)
– Tu vinhas (jij kwam)
– Ele/Ela vinha (hij/zij kwam)
– Nós vínhamos (wij kwamen)
– Vós vínheis (jullie kwamen)
– Eles/Elas vinham (zij kwamen)
Pôr (leggen/zetten)
– Eu punha (ik legde/zette)
– Tu punhas (jij legde/zette)
– Ele/Ela punha (hij/zij legde/zette)
– Nós púnhamos (wij legden/zetten)
– Vós púnheis (jullie legden/zetten)
– Eles/Elas punham (zij legden/zetten)
Gebruik van de onvoltooid verleden tijd
De onvoltooid verleden tijd wordt in verschillende situaties gebruikt. Laten we enkele van de meest voorkomende toepassingen bekijken:
Herhaalde of gewoontehandelingen in het verleden
Wanneer een actie herhaaldelijk plaatsvond of een gewoonte was in het verleden, gebruiken we de onvoltooid verleden tijd. Bijvoorbeeld:
– Quando eu era criança, eu brincava no parque todos os dias. (Toen ik een kind was, speelde ik elke dag in het park.)
– Eles iam à praia todos os verões. (Zij gingen elke zomer naar het strand.)
Beschrijving van een toestand of situatie in het verleden
De onvoltooid verleden tijd wordt ook gebruikt om een toestand of situatie in het verleden te beschrijven die niet noodzakelijkerwijs een duidelijk begin of einde heeft. Bijvoorbeeld:
– A casa era velha e tinha muitas janelas. (Het huis was oud en had veel ramen.)
– Ele estava cansado depois do trabalho. (Hij was moe na het werk.)
Acties die gaande waren in het verleden
Als een actie in het verleden aan de gang was toen een andere actie plaatsvond, gebruiken we de onvoltooid verleden tijd voor de voortdurende actie. Bijvoorbeeld:
– Eu lia um livro quando o telefone tocou. (Ik las een boek toen de telefoon ging.)
– Eles jogavam futebol quando começou a chover. (Zij speelden voetbal toen het begon te regenen.)
Contrasten met andere verleden tijden
Het is belangrijk om de onvoltooid verleden tijd te contrasteren met andere verleden tijden in het Portugees om het juiste gebruik te begrijpen.
Pretérito Perfeito (voltooid verleden tijd)
De pretérito perfeito wordt gebruikt voor acties die in het verleden zijn voltooid en die een duidelijk begin en einde hebben. Bijvoorbeeld:
– Eu comi o jantar às sete horas. (Ik heb om zeven uur het avondeten gegeten.)
– Eles viajaram para o Brasil no ano passado. (Zij zijn vorig jaar naar Brazilië gereisd.)
In tegenstelling tot de pretérito imperfeito, die continuïteit of herhaling aangeeft, markeert de pretérito perfeito een afgewerkte actie.
Pretérito Mais-que-perfeito (voltooid verleden tijd in de verleden tijd)
De pretérito mais-que-perfeito wordt gebruikt om een actie te beschrijven die plaatsvond vóór een andere actie in het verleden. Bijvoorbeeld:
– Quando eu cheguei, ele já tinha saído. (Toen ik aankwam, was hij al vertrokken.)
– Eles tinham terminado o trabalho antes de ir embora. (Zij hadden het werk afgemaakt voordat ze weggingen.)
Conclusie
De onvoltooid verleden tijd, of pretérito imperfeito, is een essentiële tijd in de Portugese grammatica die wordt gebruikt om herhaalde, voortdurende of onvoltooide acties in het verleden te beschrijven. Door de vervoegingsregels voor zowel regelmatige als onregelmatige werkwoorden te begrijpen, kunnen taalstudenten deze tijd effectief gebruiken in hun communicatie. Het juiste gebruik van de onvoltooid verleden tijd helpt bij het vertellen van verhalen, het beschrijven van gewoonten en het schilderen van levendige beelden van het verleden. Met oefening en geduld kan iedereen deze tijd onder de knie krijgen en zijn Portugese taalvaardigheden verder ontwikkelen.